Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

SINVNS27 - It spreukje van knubbeluitezak

Een sprookje (boek), 1825

Hoofdtekst

It spreukje van knubbeluitezak
Dar wás tannereis in vader, die drie zeuns hat. Mar de jonkste kon nooit cheen goettoen; dakkondi niet. Die lee voor ouwt foil tois. De ouwste krege alderlaei meësters en mooie kleere, in de jonkste wier vor heel dóm verslete.
Maar toe zeitereis, eens op in dag de vader teuge den ouwste zeun: "Nou mos jij marreis op reis gaan en zien wat je daar op ken doen. Je hep lang genoch bij moeders pappot chezete."
"Goet fader," zeit de jonge, en hij overlee vast bij sin eige, datti Paertje-paertje-skijtchelt sou gaan opsoeke.
Soo gezeit, soo gedaan. De ouwste jonge gong op reis. Maar, eens op in avont, komti veur in grood bos, in daar komtem in ouwt froutje teuge, en die zeit soo teugenem:
"Jongeneer," zeitse, "ik hep soon bittere dorst, en ik kan niet oppit berrichie kommen, om water te skeppe oit te wel. Hier heye me kroikie... Doewin arrim mens de dienst in schep min assieblieft in beetje water."
"Wat! Jou ouwe totebel," zei de jonge, "zel ik tat voor jou motte doen!"
Toe stamptenit ouwe vroutje mitter kruk opte gront en zee: "Jonge losbol, it sel je dir na gaan."
Maar hij denkt: "Ja, dat raakt me kouwe kleere niet," in i reist ferder.
En na lang, lang reize, kwam onze gast annit loziement, dari gehoort hat, dat Paertje-paertje-skijtchelt te krijge was.
Hij vraacht an de kastelein, of daar Paertje-paertje-skijtchelt was, in de kastelein zeit: "Ja," en hij laatit paertje voorkomme.
"Probeert uwé it mareis," seiti; in de jongeling zeit: "Paertje-paertje-skijtchelt!" — in meteen kwamme dir, in plaas van paerdevijge, in heele boel gouwe rijers vor den dach.
Nou, toe ze-n it tan eens geworde ware over de prijs, sprakki of mit te kastelein, dat Paertje-paertje-skijtchelt op stal zou gezet worde, in dat hij it morrege mee zou neme. Maar 's nachs gaat de kastelein in de stal in verroilt Paertje-paertje-skijtchelt voor een ander. De vollegende morge betaalt onze jongenheer de verteering en de prijs van het paert, dat niet chering was, in neemt de reis na hois weer an.
Daar komti tois. Toe zeit sin vader: "Wel jonge, wat breng je ons nou mee?"
"O vader," zeit de jonge, "uwe zel je ooge oitkijke. Ik hep Paertje-paertje-skijtchelt bij me."
"Dat mottewe zien," riep de vader en de broers, in 't paertje wort voorgebrocht.
"Paertje-paertje-skijtchelt!" zeit de zeun.
Maar it paertje dee nies.
"Paertje-paertje-skijtchelt," skreeuwt de jonge nochcheris.
Maar watti ook anging, it paertje verroerde geen vin... Jeloi kent begrijpe hoewi op sin neus keek.
Toe was goeje raad duur: want de ouwste jongis hadde veul gekost, in ze hadde dir altijt noch al rijkelik van geleeft, soo datte vader teuge de tweede zeun zee: "Nou mot jij je fortoin mareis gaan probeere."
De tweede gong dan op reis in kwam innin groot bos, in daar zachi in toovergodin, heelendal in it wit sattijn, in mit in gouwe kroon op, innin tooverstaf in dir hant; in die zeit teugenem: "Jongeling, bij die in die kastelein daar is een Tafeltje-wél-bereit. Ga daar na toe en zie dat tafeltje machtich te worde."
Hij was heël dangkbar in reê voort. Maar toeni in entje verder was, kwam im in ouwt froutje teuge in die zeit: "Och jongenheer, ik hep soo'n bittere dorst, in ik kan niet op it berrichie komme, om water te skeppe. Doewin arrim mens de dienst in maak me kroikie vol."
"Dakkejje begrijpe," zeit de jonge, "ik zel voor jou van me paert komme."
"Niet?" seit it ouwe froutje, "nou, dan zel it je dir na gaan."
Maar hij rijt voort, in komt bij de kastelein.
"Kastelein, hebje Tafeltje-wél-bereit ook?"
"Ja wel, meneer, om uwé te diene."
In it tafeltje wordt binnegebrocht in de kastelein zeit: "Probeert uwé-n-it maar; in de zeun zeit: "Tafeltje, tafeltje wél bereit!" en mitteën stonne de heerlikste gerechten op it tafeltje. Ze sprakke samen of over de prijs, en hij gaat slape. Maar 's nachs verroilt de kastelein it tafeltje weer. Hij — zonder errig — stapt op z'n paert in brengt it tafeltje na hois.
"Nou zeljeloi reis wat sien!" — Hij laat het tafeltje binne brenge in zeit: "Nou zellewe smulle. — Tafeltje, tafeltje wél bereit!" maar dar kwam nies.
Nochchereis: "Tafeltje, tafeltje wél bereit!"
Noch nies.
Toe zeit de jonkste zeun: "Vader, mach ik ereis gaan?"
"Wat zou jij meebrenge, domkop, lummel, ensoovors, ensoovors," maar eindelijk seit de vader: "Nou, ga dan maar."
En de jonkste reist of. In i kompt innin groot bos; in daar kompt im in ouwt froutje teuge, die zeit: "Och, jongenheer, ik hep soo'n bittere dorst, in ik kan niet op it berrichie komme, om water te skeppe, doet uwé in arrim mens de dienst in vult uwé me kroikie."
"Mit alle plezier," zeit de jonkste zeun; in i gaat van zin paert in gaat het kroikie vulle.
"Maar je zel wel moei weze, moeder," zeiti, "kom achter op me paert zitte en rij in entje mee."
"Uwé bint wel goet en vrindelik foor in arrem mens," seit se, en hij zetter op z'n paert. Maar toe ze oit it bos souwe rije, laat it froutje dir in eens op te gront sakke, in ze verandert innin mooie, prachtig opgepalleerde toovergodin, in ze zeit: "Ga nou na de kastelein in vraag Paertje-paertje-skijtchelt in Tafeltje-tafeltje-wél-bereit, in vóór dat je dan heengaat, probbeer dan ereis, of hij je ook bedroge het; in dan zejje Knubbel-oite-zak innin hoek sien staan, in zech tammaar: "Knubbel-oite-zak, Knubbel-oite-zak, raak me die deksilse kastelein wat!"
En ja wel! hij komptaar an it loziement, in ze worden it eens over de koop. In hij gaat slape. In de vollegende morrege lati Paertje-paertje-skijtchelt in Tafeltje-tafeltje-wél-bereit foorbrenge, in hij zeit: "Paertje-paertje-skijtchelt," maar het paertje dee nies; in hij zeit: "Tafeltje-tafeltje-wél-bereit" in daar kwam nies opte tafel.
Toe zeitie: "Knubbel-oite-zak, raak me die weergase kastelein wat!"
In de kastelein roept: "Genade, genade!" in hij gaf im it echte Paertje-paertje-skijtchelt in it echte Tafeltje-wél-bereit. In hij na hois, mit it Paertje, mit it Tafeltje, in mit Knubbel-oite-zak.
Daar kompti tois in ze zegge: "Nou, die zal ook wat meegebrocht hebbe."
Maar hij laat it Paertje voorkomme in de Tafel neerzette, inni zeit: "Paertje-paertje-skijtchelt" in "Tafeltje-tafeltje-wel-bereit!" in mitëen begint it Paertje gouwe rijers te skijten in de lekkerste spijze kommen opte tafel.
"Hei, dat is mijn Paert! Hei, dat is mijn Tafeltje!" riepe de broers.
Maar toezeit hij: "Knubbel-oite-zak, Knubbel-oite-zak, raak me die weergase jongis wat!"
(Noord-Holland, Amsterdam; in 1825 verteld; vgl. J.A. Alberdinck Thijm in Van de Schelde tot de Weichsel I, blz.265-268, die het sprookje in 1877 uit zijn herinnering optekende)

Onderwerp

AT 0563 - The Table, the Ass, and the Stick    AT 0563 - The Table, the Ass, and the Stick   

ATU 0563 - The Table, the Donkey and the Stick.    ATU 0563 - The Table, the Donkey and the Stick.   

Beschrijving

Een vader stuurt op een dag zijn oudste zoon op reis. Hij moet nu maar eens op eigen benen leren staan. De jongen gaat op weg en komt een oud vrouwtje tegen. Zij vraagt hem om hulp bij het vullen van haar kruik. Hij weigert dit echter, komt vervolgens bij een herberg, koopt een wonderpaard en wordt bedrogen: de kastelein ruilt het wonderpaard 's nachts om voor een gewoon paard.
De tweede zoon wordt erop uit gestuurd. Ook hij weigert het oude vrouwtje te helpen. In de herberg koopt hij een wondertafel, maar 's nachts ruilt de kastelein de tafel in voor een gewoon tafeltje.
Dan mag de jongste zoon op reis. Hij helpt het oude vrouwtje en laat haar een stukje meerijden op zijn paard. Het oude vrouwtje verandert in een prachtige tovergodin. Zij geeft de jongen een wonderknuppel en met behulp van deze knuppel slaagt hij erin het wonderpaard en de wondertafel terug te krijgen. Dan gaat hij naar huis.

Bron

J.R.W. Sinninghe: Vijftig Nederlandse Sprookjes, Amsterdam 1942, p. 51-54

Motief

D1472.1.7 - Magic table supplies food and drink.    D1472.1.7 - Magic table supplies food and drink.   

D1401.1 - Magic club (stick) beats person.    D1401.1 - Magic club (stick) beats person.   

D861.1 - Magic object stolen by host (at inn.)    D861.1 - Magic object stolen by host (at inn.)   

B103.1.1 - Gold-producing ass.    B103.1.1 - Gold-producing ass.   

Commentaar

1825
Bron: J.A. Alberdingk Thijm: 'It spreukie van Knubbeluitezak', in: J.A. Leopold & L. Leopold: Van de Schelde tot de Weichsel. Nederduitsche dialecten in dicht en ondicht. Groningen 1882. Deel 1, p.265-268. De door Alberdingk Thijm weergegeven vertelsituatie waarin een grootmoeder dit sprookje aan haar kleinkinderen vertelt (inclusief dialogen), is door J.R.W. Sinninghe weggewerkt.
The Table, the Ass, and the Stick

Naam Overig in Tekst

Paertje-paertje-skijtchelt    Paertje-paertje-skijtchelt   

Tafeltje-wél-bereit    Tafeltje-wél-bereit   

Knubbel-oite-zak [Tafeltje dek je    Knubbel-oite-zak [Tafeltje dek je   

Ezeltje strek je    Ezeltje strek je   

Knuppel uit de zak]    Knuppel uit de zak]   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20