Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

SAMSTE37 - Het Huis met de Hoofden

Een sage (boek), (foutieve datum)

Hoofdtekst

HET HUIS MET DE HOOFDEN
Eens woonde in een deftig huis op de Keizersgracht een rijk heer die op een avond met zijn familie uitging en de zorg voor het huis aan zijn bedienden overliet. De knecht was toevallig afwezig en de twee dienstmeisjes, die thuis waren, besloten voor alle zekerheid alles grondig af te sluiten. Nadat ze het avondeten hadden klaargezet, ontdekte de keukenmeid, Anna, dat het vleesmes niet al te scherp was. Daarom ging zij naar de keuken om het op de slijpplank te zetten. Daar hoorden de meisjes plotseling het geluid van mannenstemmen dat uit de kelder opsteeg. Het tweede meisje bedacht zich niet lang, maar snelde het huis uit. Anna evenwel bleef en hoorde hoe de dieven met elkaar overlegden hoe ze het beste het huis konden binnendringen. Daar ontdekten zij een luik dat toegang gaf tot de keuken en ze zouden een voor een door dat luik in de keuken klimmen. Degene die volgde zou roepen: "Ben je er?" Hoorde hij "Ja", dan moest hij op zijn beurt zijn geluk beproeven, totdat ze allen, zeven in getal, er waren. Dan zou de roof- en plundertocht beginnen. Anna stond doodsbleek, maar vastberaden, bij het luik, het grote, scherpe vleesmes in de hand geklemd. Toen de eerste rover zijn hoofd door het luik stak, sloeg zij hem het hoofd af en trok vervolgens zijn lichaam door het luik, legde het snel terzijde en toen een stem vroeg: "Ben je er?" antwoordde zij dof en zwaar: "Ja." Hierop volgde nummer twee en zo vervolgens tot zes toe, maar nummer zeven vertrouwde het niet en vluchtte de kelder uit.
Niet lang daarna kwam de familie thuis. Ontdaan hoorden ze van de roofoverval en ze waren vol bewondering voor het heldhaftig gedrag van Anna. De heer gaf Anna een prachtige diamanten ring als beloning en hij liet de hoofden van de zes gedode rovers in steen nabeitelen en aan het huis bevestigen, opdat een ieder die het huis voorbij zou gaan zou worden herinnerd aan het dappere gedrag van het trouwe meisje. Anna leefde gelukkig, geëerd en geacht door de familie tot er een nieuwe knecht in huis kwam. Die knecht, Piet geheten, had het dadelijk op Anna voorzien en hij vleide haar zo dat zij hem haar jawoord gaf toen hij zijn aanzoek deed. Daarop vroeg hij haar een dagje vrijaf te nemen, opdat hij haar aan zijn ouders kon voorstellen. Anna stemde toe en de familie stelde voor dat zij beiden een week vrijaf zouden nemen en op een goede dag vertrokken zij. Anna was nu met haar vrijer in een sjees gezeten.
Nadat zij buiten de stad waren gekomen en al een eind hadden gereden, vroeg Anna voortdurend: "Zijn wij er nog niet?"
"Nog niet, nog niet," luidde steeds zijn antwoord, tot hij eindelijk zei: "Verlang je zo naar je dood?"
Toen Anna hem met de grootste verbazing aanstaarde, vervolgde hij: "Je hebt mijn broers vermoord en nu zul jij er ook aan moeten geloven."
Zij begreep nu dat Piet die ene rover was die was ontkomen, daar ze had gehoord dat er tevoren sprake was geweest van zeven mannen en er slechts zes door het luik waren geklommen. Piet legde de zweep over het paard en ze reden bliksemsnel totdat ze bij een groot huis kwamen; dat was het rovershol en hier woonden zijn ouders. Zij hielden herberg en de arme reizigers die er overnachtten werden er van kant gemaakt als ze geld en goed bij zich hadden. Anna werd van de sjees getild en overgeleverd aan Piets vader en moeder, die haar dadelijk stevig vastbonden en op een kamer brachten. Daar had ze ruimschoots de tijd om na te denken en dat deed ze. Haar tegenwoordigheid van geest had haar geen ogenblik verlaten en zij had, toen ze werd gebonden, er voor gezorgd dat de koorden niet al te stijf zaten. Die diamanten ring had ze nooit aan Piet laten zien; ze had hem die dag wel aan haar vinger gestoken, maar toen ze begreep wie hij was had ze de ring snel naar binnen gedraaid, zodat die aan zijn opmerkzaamheid was ontsnapt. Terwijl ze daar nu zat te overleggen hoe ze zou kunnen ontvluchten, hoorde ze hen beraadslagen of ze haar nog deze avond of eerst de volgende avond zouden ombrengen. Haar Piet was ervoor om haar nog diezelfde avond te vermoorden, daar hij haar moed en vastberadenheid kende, maar zijn ouders en de andere rovers, die tot de bende behoorden, waren voor uitstel, omdat er die avond nog verschillende karweitjes moesten worden opgeknapt. Het gegil van de slachtoffers die er die avond aan moesten geloven, dat tot Anna doordrong, versterkte haar in haar voornemen om al het mogelijke te beproeven om uit dit moordenaarshol te ontvluchten. Ze slaagde er in om de koorden met de diamant stuk te snijden en daar zij een venster had ontdekt dat boven een sloot uitkwam, werkte ze zich door die opening, knoopte de koorden aan elkaar en liet zich naar beneden zakken. Eenmaal in vrijheid rende ze weg tot ze aan een boerderij kwam. Daar woonde toevallig een boer die wel eens kaas en boter aan de familie leverde en zij smeekte hem haar te verbergen en zo spoedig mogelijk naar Amsterdam te brengen. De boer, die juist een kolossale hooiwagen had klaargemaakt en er de volgende dag mee naar Amsterdam zou rijden, besloot Anna in het hooi te verbergen. Anna vroeg hem om haar vlak vooraan een plaatsje te geven, in het breedst van de wagen, achter de rug van de boer, en daar ging zij zitten, zodat ze met de grote hooivork niet te raken was. Wat Anna had gevreesd gebeurde. Nadat ze op de grote weg waren gekomen, kwamen een paar als boeren verklede rovers te voorschijn en ze eisten dat de boer zou stilhouden en het hooi zou afladen. Dat weigerde de boer, maar hij stelde voor dat ze met de grote hooivork driemaal in het hooi mochten steken. Wanneer daar iemand was verborgen zou er bloed zijn aan de punten van de hooivork en dan zou hij afladen. Dit voorstel van de boer dreef het vermoeden van de rovers op de vlucht, maar voor de zekerheid staken ze toch tot driemaal met kracht in het hooi, maar aan geen enkele punt kleefde bloed en ze lieten de boer gaan, die doorreed en die tegen de avond in Amsterdam aankwam.
Anna werd spoedig uit het hooi bevrijd en ze kwam terug op de Keizersgracht, waar men haar verbaasd ontving. In het begin kon ze door de angst die zij had uitgestaan niet spreken, maar toen ze wat op verhaal was gekomen, vertelde zij alles. Men besloot omzichtig te werk te gaan. De politie werd gewaarschuwd en men wachtte de dingen af die gingen komen. Toen de week om was, kwam de knecht doodgemoedereerd terug en hij vertelde dat Anna ziek was geworden en dat ze daarom nog bij zijn ouders zou blijven. Men deed alsof men hem geloofde en men bracht hem naar boven. Plotseling stond Anna voor hem. Hij schrok wel, maar hield zich vrij goed, ook toen hij gevangen werd genomen en werd weggevoerd. Niet lang daarna werd hij terechtgesteld en datzelfde lot ondergingen ook de bewoners van de roversherberg die op Anna's aanwijzingen werden gegrepen.

Onderwerp

AT 0956B - The Clever Maiden Alone at Home Kills the Robbers    AT 0956B - The Clever Maiden Alone at Home Kills the Robbers   

ATU 0956B - The Clever Maiden Alone at Home Kills the Robbers.    ATU 0956B - The Clever Maiden Alone at Home Kills the Robbers.   

Beschrijving

Dienstmeisje hakt als ze op het huis moeten passen de hoofden af van zes rovers. De zevende rover ontsnapt. Als ze met de nieuwe knecht waarmee ze verloofd is een dag uit is blijkt dat ze zijn zes broers heeft vermoord, en dat zij nu aan de beurt is. Bij zijn ouders wordt ze vastgebonden, maar ze weet met haar diamanten ring het touw door te snijden, en te vluchten. Onder het hooi op een wagen komt ze terug in Amsterdam. De knecht en zijn familie worden gepakt en terechtgesteld.

Bron

J.R.W. Sinninghe: Spokerijen in Amsterdam en Amstelland. Zaltbommel 1975. p. 45-48

Commentaar

The Clever Maiden Alone at Home Kills the Robbers

Naam Overig in Tekst

Anna    Anna   

Piet    Piet   

Huis met de Hoofden    Huis met de Hoofden   

Naam Locatie in Tekst

Keizersgracht    Keizersgracht   

Amsterdam    Amsterdam   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20