Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

LOMBO508

Een sprookje (mondeling), woensdag 26 april 2000

Leonardo_Diffusion_XL_an_african_girl_claims_to_have_seen_a_li_3.jpg

Hoofdtekst

[Vertelster loopt rond met een kruik water en zet de kruik neer.]
Vroeger was ik één van hen. Toen speelde ik nog met mijn vriendjes en vriendinnetjes, maar dat kan nu niet meer. Dat komt omdat ik heel stom geweest ben; ik heb iets heel doms gedaan. En daar heb ik ontzettende spijt van. Maar nu is het te laat. Want nu ben ik al dood.
Ik kan je wel vertellen hoe het gekomen is. Elke dag liep ik een lange zandweg af, op mijn blote voeten door het hete zand, om water te halen voor mijn vader en moeder. Elke dag hetzelfde! Elke dag weer die zandweg, elke dag die bomen, het dorp achter mij, de rivier. En op een keer dacht ik: hè bah, wat saai, elk dag hetzelfde. Ik wou dat er maar eens wat gebeurde in het dorp! D'r gebeurt nooit wat! Elke dag maar weer water halen, elke dag schijnt de zon, bleh! En ik zat bij de rivier om water te halen, en ik had opeens een goed idee. Ik liet mijn kruik bij de rivier staan en rende terug naar het dorp. En ik schreeuwde heel hard: "Ik heb een leeuw gezien! Ik heb een leeuw gezien! Hij had me bijna opgegeten! Kom vlug, help me!" Ik rende naar het dorp. Daar kwam het stamhoofd aan. Hij kwam naar me toe en zei: "Heb jij echt een leeuw gezien?" "Ja," zei ik; "hij zit achter die struiken, bij de rivier. Maar ik ben gelukkig nog net op tijd weggerend en hij heeft me niet kunnen pakken." "Als dat zo is, Kabenda," zei hij tegen mij, "dan gaan wij met de mannen kijken waar die leeuw zit. Dat is veel te gevaarlijk. En gelukkig dat 'ie jou niet heeft opgegeten." En daar zag ik ze gaan. Het stamhoofd met de mannen met speren liepen de lange zandweg af naar de rivier. En ze gingen zoeken en zoeken en kijken tussen de bosjes, in de rivier, bij de rivier, maar ze zagen natuurlijk helemaal niks. En de mannen werden een beetje boos. Ze vonden het raar, want ze zagen geeneens pootafdrukken van de leeuw. En ze kwamen terug naar het dorp. In het dorp was iedereen bang. Alle vrouwen en kinderen zaten bij elkaar. Maar ik vond het wel leuk, want eindelijk gebeurde er wat. Eindelijk gebeurde er eens wat: eindelijk iedereen in actie. Ik was in het dorp en het stamhoofd kwam naar me toe en zei: "Kabenda, we hebben niks gevonden. Het is toch wel waar, hè?" "Ja, ja, ik heb echt een leeuw gezien. Echt waar." "Dan geloof ik jou," zei het stamhoofd, "want jij helpt altijd heel goed je vader en je moeder en jij haalt elke dag water. Ik geloof jou." Daar kwamen mijn vader en mijn moeder aan. Die hadden ook gehoord wat er aan de hand was. En mijn moeder zei: "Gelukkig leef je nog, Kabenda. Gelukkig ben je niet opgegeten door de leeuw. Wat ben ik blij dat er niks met je aan de hand is." "Ja, maar ik heb nu geen water gehaald." "Dat geeft niks. Ik ben blij dat alles goed met je gaat." En zo ging het. Maar na een tijdje ging ik weer elke ochtend water halen, en ik dacht: zucht, nou is het weer nog steeds zo saai in het dorp. Er gebeurt nog steeds niks. Ja, behalve die ene keer. Dat vond ik wel leuk, toen alle mannen gingen zoeken. En ik kon het niet laten. Ik ging het lekker nog een keertje doen! Ik ging nog een keer net doen alsof er een leeuw zat. Dus ik deed precies hetzelfde. Maar die dag was het nog heter dan normaal. Het was bloedheet. Het zweet stond op m'n voorhoofd. Haha, dacht ik, als ik nou weer ga zeggen dat er een leeuw is, dan moeten de mannen nog harder rennen en lopen en zoeken en dan krijgen ze het lekker warm en heet. En dat deed ik. Ik liet weer de kruiken staan, ik rende het zandpad af terug naar het dorp en riep weer heel hard: "Een leeuw, een leeuw! Ik heb een leeuw gezien. Kom, help me, kom vlug, ik heb 'm echt gezien!" Maar deze keer ging het toch iets anders. Het stamhoofd kwam naar me toe en zei: "Maar deze keer loop jij met me mee. Want de vorige keer hebben we hem niet gevonden. Dus jij moet mee." O, dat had ik niet gedacht. Ik ging mee met het stamhoofd. Hij haalde de tien beste mannen erbij met hun speer, en we liepen met z'n allen naar de rivier. "Vertel maar, Kabenda, waar heb je die leeuw gezien?" "Uhm," ik moest het zelf weten: "Daar, daar bij die heuvel daar, daar achter die rivier, daar heb ik hem zien liggen." "Mannen, zoeken!" Ik zag een man, die ging zoeken bij die heuvel, achter de rivier, in de bosjes, in de struiken. Maar ja... ze zagen natuurlijk niks. "Kabenda," zei het stamhoofd, "weet je zeker dat je die leeuw daar achter die heuvel gezien hebt?" "Uhh, ja, ja, dat weet ik zeker." "Hm, zoeken nog maar, mannen!" En de mannen zochten en zochten, en ze waren echt een paar uur aan het zoeken en ze werden een beetje boos. "We zien geen leeuw, er is hier geen leeuw, en er is hier ook nooit een leeuw geweest," zeiden ze tegen het stamhoofd. En het stamhoofd keek naar mij. "Uhh... nou... uhh... het is eigenlijk niet waar... Ik uhh... ik heb het eigenlijk verzonnen," zei ik. Gelukkig werd het stamhoofd niet heel erg boos. Een klein beetje maar. Maar de mannen, die werden wel boos op mij. "Je hebt zomaar wat lopen vertellen! En wij maar zoeken en zoeken in die hitte. Wij zijn wel boos op jou! Wat denk je wel niet?" Toen zei het stamhoofd dat ik meemoest naar mijn ouders. Terug naar het dorp. We gingen naar mijn ouders en het stamhoofd zei: "Jullie dochter heeft een verhaaltje verzonnen. Jullie moeten maar kijken of ze straf krijgt of niet. Maar dit kan natuurlijk niet." Het stamhoofd ging weg, en mijn vader en moeder zeiden: "Dat is niet zo mooi wat je gedaan hebt. Dat moet je niet meer doen." Ik schaamde me wel een beetje. Het was toch eigenlijk niet zo leuk als ik gedacht had. En ik wou het goedmaken met mijn vader en moeder. Dus de volgende ochtend, gelijk toen ik wakker werd - het was nog een beetje schemerig, de zon was net op - wou ik mijn vader en moeder gaan verrassen. En ik dacht: dan ga ik lekker vroeg vast veel water voor ze halen. Ik liep de weg uit, de zandweg af en ik dacht: ik ga extra veel water halen. Dat zullen ze fijn vinden; wat zullen ze blij zijn. En ik liep naar de rivier. En ik doe water in de kruiken, en ineens, aan de overkant, in het struikgewas, zag ik opeens een hele grote leeuwenkop! Ik zag zijn tanden. En hij kwam naar mij, die leeuw! En zijn poten gingen in het water, en hij kwam steeds dichterbij. En ik vond het toch wel een beetje eng en ik begon te roepen: "Help! Help! Een leeuw!" Maar er kwam helemaal niemand. Maar die leeuw, die kwam steeds dichter bij mij. Zo dicht bij mij, dat hij vlak bij mij kwam, en met zijn tanden in mijn keel ging, en ik moest achteruit, en hij kwam over mij heen, en ik viel helemaal op de grond. En daar lag ik. En die leeuw die beet mij. En toen was ik dood. En toen ik daar zo lag, zag ik mijn vader aankomen. "Kabenda, Kabenda, waar ben je?" Maar ik kon niks meer zeggen.
[Applaus]
(Verteld op de multiculturele vertelmiddag in Houtzaagmolen De Ster op woensdag 26 april 2000, Molenpark 3)

Onderwerp

AT 1333 - The Shepherd who Cried "Wolf!" too often    AT 1333 - The Shepherd who Cried "Wolf!" too often   

ATU 1333 - The Shepherd who Cried “Wolf!” too often.    ATU 1333 - The Shepherd who Cried “Wolf!” too often.   

Beschrijving

Een meisje moet elke dag water halen bij de rivier. Ze vindt haar leven saai en wil er wat spanning in brengen. Ze beweert dat ze een leeuw bij de rivier heeft gezien. Het stamhoofd gaat met zijn mannen op zoek, maar vindt niets. Het saaie leven hervat zich, en het meisje haalt de grap nog een keer uit. Nu moet ze mee helpen zoeken, maar wederom wordt er geen leeuw gevonden. Dan bekent ze dat ze het allemaal verzonnen heeft. Als ze later water bij de rivier gaat halen, wordt ze aangevallen door een leeuw, maar niemand reageert op haar hulpgeroep, want niemand gelooft haar nog. Aldus komt het meisje aan haar einde.

Bron

Opname multiculturele vertelmiddag in Houtzaagmolen De Ster op woensdag 26 april 2000, Molenpark 3 (archief MI)

Commentaar

26 april 2000
The Shepherd who Cried "Wolf!" too often

Naam Overig in Tekst

Kabenda    Kabenda   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:21