Hoofdtekst
In de middeleeuwsche tijden had te Berkelaar aan de Kargatskuil nabij Echt de woeste ridder Baldo zijn roofnest. Baldo was hoogmoedig, trotsch, verwaand, en verachtte God en zijne bedienaars. Omgeven van een troep woestelingen als hij, bracht hij den dag met rooven, jagen, brassen en zwelgen door.
Eens op eenen zomerschen avond werden in de nabijheid van dit kasteel twee pelgrims door een onweder genoodzaakt de herbergzaamheid van Ridder Baldo in te roepen. Toen deze vernam dat twee pelgrims wenschten binnen gelaten te worden, zeide hij tot zijne onedele schaar: 'Mannen, laat die pelgrims maar eens binnen, wij zullen er pret mede hebben.'
De pelgrims traden de gelagzaal binnen, men gaf hun stoelen en ofschoon het vrijdag was, werden hun verscheidene vleeschsoorten voorgezet. Beiden maakten een kruis, waarop hunne ruwe dischgenoten een spotlach uitschaterden.
Nu sprak de oudste der pelgrims: 'Mijne broeders, ik denk toch niet dat gij ons het gebod der Kerk wilt doen overtreden, overigens hebben wij aan een stuk broods en een dronk water volop genoeg.'
'O die schijnheiligen met hunne sermoenen! Weg met hen, werpt hen in de Kargatskuil!' Dit wreed bevel van Baldo werd spoedig ten uitvoer gebracht. De jongste der pelgrims verdween terstond in de diepte, terwijl de oudste het hoofd eene wijl boven water hield en met eene donderende stem 'Wee U allen!' uitriep. Jokkend en lachend verliet de bende het toneel hunner euveldaad. Des anderendaags trok men aan het jagen, en na den geheelen dag te hebben rondgezwerfd, bereikte Baldo's troep zonder eenigen buit in het vallen van den avond de Kargatskuil. Op eens bleven allen ter plaats als vastgenageld aan den grond stilstaan, meenende de slachtoffers van den vorigen dag bleek en dreigen te zien opstijgen uit den poel. Terzelvertijd hoorden zij het klokje van het kasteel treurig luiden, terwijl het gebouw voor de oogen der sidderende roovers in den bodem wegzonk; angst en ontzetting maakten zich meester van Baldo en zijne spitsbroeders en zij ploften als door eene geheimzinnige macht vervoerd allen in den gapende afgrond. Het klokje des kasteels wordt echter nog soms onder de aarde gehoord, wanneer ziekten, dure tijd, oorlog en andere rampen de omstreek beschoren zijn.
Onderwerp
SINSAG 1141 - Das versunkene Schloss. Schlechter Ritter von der Erde verschluckt.   
Beschrijving
Bron
Motief
Q556.7 - Curse for inhospitality.   
Q220 - Impiety punished.   
D1792 - Magic results from curse.   
Q552.2.3.2 - Earth swallows object as punishment.   
F993 - Sunken bell sounds.   
Commentaar
Naam Overig in Tekst
Kargatskuil   
God   
Naam Locatie in Tekst
Berkelaar   
Echt   
Baldo