Hoofdtekst
DE ZADENTELLER.
Een jongeman te Maastricht was naar bet klooster gegaan om geestelijke te worden. Leergierig van aard zijnde, verbracht hij vele uren in de groote bibliotheek.
Op zekeren avond had hij een boeiend boek gevonden. De tijd vloog om en het was al laat, toen hij het boek weer op zijn plaats in de kast zette. Nu zag hij een klein boekje, waar hij in het eerst niet zoo op had gelet. Het bleek in het latijn geschreven. De jongen begon te lezen. Het boeide hem en hij bladerde maar altijd verder. Toen hij aan zekere bladzijde kwam en daar begon te lezen, stond er plotseling een heer naast hem en vroeg hem op snauwenden toon: "Wat moet je van mij?" De jongeman schrok geweldig en had niet bet minste besef, wat te antwoorden. "Wat moet je van mij?" herhaalde de heer zijn giftige vraag.
De jonkman wist nog niet te antwoorden, "Wat moet je van mij?" klonk het nu snerpend, voor de derde maal,
"Ik heb u niet geroepen", durfde de jongen nu angstig te zeggen. je hebt me wel geroepen!" schreeuwde de heer.
Nu ging den jonkman een licht op. Hij ging naar den, prior, wekte dezen, vertelde hem het geval en vroeg hem om raad. De prior ging toen naar een kast, nam er een kom met zaad uit gaf hem aan den student en zeide: ,,Hier! Zeg maar tegen dien heer dat hij deze zaadkorrels telt. Terwijl hij bezig is, lees je de woorden die in bet boekje staan, van achteren naar voren terug!" Toen de student weer in de bibliotheek terug kwam, stond de heer er nog altijd. Hij gaf hem den kom met zaad en gebood hem de korrels te tellen. De heer begon. Onderwijl trachtte de jongeman zijn schrik om de tegenwoordigheid van dien vreemdeling te bedaren en poogde hij terug te lezen. Hij kreeg het eindelijk gedaan, juist op bet oogenblik, dat de heer klaar was met tellen en het laatste korreltje weer in den kom terugsmeet. "Dat is je geluk geweest!" zeide de duivel, want die was het, en verdween.
Een jongeman te Maastricht was naar bet klooster gegaan om geestelijke te worden. Leergierig van aard zijnde, verbracht hij vele uren in de groote bibliotheek.
Op zekeren avond had hij een boeiend boek gevonden. De tijd vloog om en het was al laat, toen hij het boek weer op zijn plaats in de kast zette. Nu zag hij een klein boekje, waar hij in het eerst niet zoo op had gelet. Het bleek in het latijn geschreven. De jongen begon te lezen. Het boeide hem en hij bladerde maar altijd verder. Toen hij aan zekere bladzijde kwam en daar begon te lezen, stond er plotseling een heer naast hem en vroeg hem op snauwenden toon: "Wat moet je van mij?" De jongeman schrok geweldig en had niet bet minste besef, wat te antwoorden. "Wat moet je van mij?" herhaalde de heer zijn giftige vraag.
De jonkman wist nog niet te antwoorden, "Wat moet je van mij?" klonk het nu snerpend, voor de derde maal,
"Ik heb u niet geroepen", durfde de jongen nu angstig te zeggen. je hebt me wel geroepen!" schreeuwde de heer.
Nu ging den jonkman een licht op. Hij ging naar den, prior, wekte dezen, vertelde hem het geval en vroeg hem om raad. De prior ging toen naar een kast, nam er een kom met zaad uit gaf hem aan den student en zeide: ,,Hier! Zeg maar tegen dien heer dat hij deze zaadkorrels telt. Terwijl hij bezig is, lees je de woorden die in bet boekje staan, van achteren naar voren terug!" Toen de student weer in de bibliotheek terug kwam, stond de heer er nog altijd. Hij gaf hem den kom met zaad en gebood hem de korrels te tellen. De heer begon. Onderwijl trachtte de jongeman zijn schrik om de tegenwoordigheid van dien vreemdeling te bedaren en poogde hij terug te lezen. Hij kreeg het eindelijk gedaan, juist op bet oogenblik, dat de heer klaar was met tellen en het laatste korreltje weer in den kom terugsmeet. "Dat is je geluk geweest!" zeide de duivel, want die was het, en verdween.
Onderwerp
AT 0325* - Apprentice and Ghost 
AT 0325* - Apprentice and Ghost 
ATU 0325* - The Sorcerer’s Apprentice
ATU 0325* - The Sorcerer’s Apprentice
Beschrijving
Een leergierige jongeman zit in een kloosterbibliotheek een klein boekje te lezen dat hij daar nog nooit eerder heeft gezien. Opeens staat er een heer naast hem die zegt 'wat moet je van mij?' De heer beweert dat de jongeman hem geroepen heeft. De jongen vraagt de abt om raad en deze zegt hem dat hij de heer zaadkorrels moeten laten tellen en onderwijl het boek achterstevoren moet lezen. De jongen doet het en de duivel, want die is het, verdwijnt hierna.
Bron
Kemp, Pierre. Limburgs Sagenboek. Gebrs van Aelst. Maastricht, 1925.
Commentaar
1925
Dit verhaal is te vinden in het hoofdstuk 'Duivelse sagen'.
Apprentice and Ghost
Naam Overig in Tekst
Latijn
Latijn
Duivel
Duivel
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20