Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

DYKFRIES2009 - Hans Nooitvervaard

Een sprookje (boek), 1896

Hoofdtekst

Hans Nooitvervaard.
Er was eens een arme knaap die Hans heette. Zijn vader was schoenmaker, maar Hans had geen lust in dit handwerk. Dikwijls, als zijn vader even afwezig was, ging Hans spelen met de kleinere kinderen, of viel bij zijn werk in slaap of voerde allerlei kattekwaad uit. Eens toen hij weêr op de schamel zat te luieren, zag hij op den wand onmiddellijk bij hem eene menigte vliegen zitten. Hij nam een lap leder, sloeg daarmede op de diertjes los en - ziedaar! hij had er zeven doodgeslagen. «Jongens!» dacht Hans, «dat is toch een heldendaad van belang, zeven in één slag te dooden! Als ik dat aan de menschen vertel, zullen ze zich niet weinig verbazen. » Hij bedacht zich een weinig en had spoedig een plan gereed. Hij maakte zich een lederen muts, daar naaide hij letters op van pikdraad, deze woorden:

Hans Nooitvervaard sloeg, klein en groot,
In éénen slag wel zeven dood.

Nu ging hij, buiten weten van zijn vader, de wijde wereld in en reisde heel ver, zonder te weten hoe hij aan den kost zou komen. Toen hij op zekeren dag nabij een groot slot in het gras te slapen lag, kwam een bediende van het slot daar langs. Deze, het versje op de muts van Hans gelezen hebbende, wekte hem en zeide: «Is het de waarheid wat ik daar op je muts lees?» - «Wel zeker is dat de waarheid,» zeî Hans, «ik heb zeven in éénen slag gedood.» - «Dan denk ik dat wij je kunnen gebruiken,» zeî de knecht. «Heb je lust meê te gaan naar mijnen heer?» - «Ja,» zeî Hans en volgde den knecht naar den heer van het slot. Deze zeide hem: «In een mijner bosschen houdt zich een groote beer op, waarvan ik veel last en schade heb. Hij breekt 's nachts in mijn schapenstal en rooft menig schaap. Ziet gij kans dat wilde dier te dooden? Dan zal ik je goed beloonen.» - «Ik denk dat het wel gaan zal,» zeî Hans; «maar dan moeten den eerstvolgenden nacht de schapen op eene andere plaats worden geborgen. Ik wil mij in den schapenstal verschuilen en daar moet een pan met gebraden spek staan om den beer op den reuk te doen afkomen.»
De heer gaf bevel dat alles moest gedaan worden zooals Hans het verlangde. Deze begaf zich des avonds, toen alles in rust was, naar den schapenstal; gewapend met een grooten bijl, verschool hij zich nabij de plaats waar de pan met spek stond. De deur liet hij half open. Het duurde niet lang of het ondier kwam op den reuk van het spek af, maar toen hij daarvan lekker dacht te smullen, ontving hij van Hans een slag met den bijl, dat hij duizelde, ter aarde viel en spoedig den geest gaf.
Toen de edelman des anderen morgens vernam hoe uitstekend Hans zijne taak had volbracht, wenschte hij den dapperen knaap bij zich te houden. Hiertegen had Hans niets, want een lui en lekker leven viel in zijn smaak. Maar toen dit een jaar geduurd had, bekroop hem toch weêr de lust tot reizen. De heer beschonk hem met een goede som gelds en Hans ging op nieuw de wereld in. Het versje op zijne muts verlengde hij nu op deze manier:

Hans Nooitvervaard sloeg, klein en groot,
In éénen slag wel zeven dood,
En een wilden beer
Velde hij dood ter aarde neêr.

Hij reisde weêr vele dagen aaneen en kwam eindelijk in de nabijheid van een groot en prachtig paleis. Hij legde zich daar weêr aan den weg te slapen, en toen hij sliep kwam een van 's konings bedienden daar voorbij en las het versje op de muts van Hans. Hij wekte den zwerveling en vroeg: «Vriend, hebt gij dat alles uitgevoerd?» Hans antwoordde toestemmend en nu zeî de hofbediende: «kom dan meê naar den koning, deze heeft thans juist behoefte aan zulk een held.»
Hans was terstond bereid en nu zeide de koning: «Drie reuzen houden sedert eenigen tijd verblijf in mijne bosschen en bedrijven van allerlei ten nadeele van mij en mijne onderhoorigen. Ziet gij kans die gedrochten te dooden? Dan zal ik u overvloedig beloonen.»
«Hans zeide alweêr: «Ik denk dat het wel gaan zal. Maar, koning, dan moet gij onder de hooge boomen, die hier vóór het paleis staan, eene tafel laten aanrechten rijkelijk voorzien van spijzen en daarbij dertig flesschen wijn.» - «Best!» zeî de koning, «het zal gebeuren.» Hans had eigenlijk niet veel lust in deze onderneming, maar spoedig was zijn plan gevormd. Hij nam een zak vol kleine keisteentjes, en toen 's avonds alles in rust lag, klom hij daarmede, tevens gewapend met een dikken knuppel, in een der boomen, waaronder de tafel was aangerecht. Tegen middernacht verschenen daar drie reuzen, zoo vervaarlijk groot dat het Hans waarlijk een weinig benauwd om 't hart werd. Een der reuzen bromde: «Het schijnt wel dat ze hier een smulpartijtje gehad hebben. Nu, dit overschot komt ons goed te pas. Als er nog maar wat in die flesschen overgebleven is.» Jawel, die waren allen vol. Zij gingen aan het eten en drinken, niet zuinig. Maar het duurde niet lang, toen kreeg een der reuzen een keisteentje tegen den kop. Hij keek om zich heen, maar begreep niet vanwaar dat kwam. Een tweede steentje trof hem; nu werd hij boos en zeî tot zijn maat, die naast hem zat: «Dat is tweemaal, maar de derde maal moet er niet bij komen of ik zal zien wat ik met je te doen heb.» De ander beweerde zijn onschuld, maar toen de eerste weêr aan het eten ging, werd hem nogmaals een steentje tegen het hoofd geworpen. Nu was het «pak aan!» Er ontstond eene vechtpartij, waaraan weldra ook de derde deelnam en waarvan het einde was, dat een der drie het met den dood bekocht. - De twee anderen zetten de smulpartij voort alsof er niets gebeurd was, maar spoedig werd altijd dezelfde reus weêr door een steentje getroffen. Hij ontstak weêr in woede en viel zijn makker aan, die zich wel met kracht verweerde, maar ten slotte ook het leven er bij inschoot. De overblijvende meende nu rustig te kunnen zitten; maar jawel! Hans hield niet op hem met steentjes te werpen. De reus begreep nu toch dat zij van boven kwamen en spoedig kreeg hij Hans in 't oog. - «Ha, ha, manneke, doe jij dat?» riep hij en begon in den boom te klimmen. Hans rekende er op dat de reus erg beschonken was en zoodra de reus daarvoor hoog genoeg geklommen was, sloeg Hans hem met den knuppel zoo geweldig op zijne grove handen dat hij van pijn den boom losliet en achterover op den grond stortte. Hij viel met zijn kop op den harden bodem en was spoedig dood.
Toen de koning des anderen morgens dit zag, was hij zoo opgetogen, dat hij Hans zijne dochter tot vrouw aanbood en daarbij zooveel geld als de jonge held maar verlangde. Hans was van beide niet afkeerig. Eerst liet hij zich een zeer fraaie muts maken met een gouden plaat er vóór, waarop gegraveerd werd:

Hans Nooitvervaard sloeg, klein en groot,
In éénen slag wel zeven dood
En een wilden beer
Velde hij dood ter aarde neêr.
Drie reuzen heeft hij ook verslagen,
Nu geniet hij 's konings welbehagen.*

»Zijne ouders beschonk hij met zooveel geld, dat zij onbezorgd konden leven. Aan het paleis werd zijne bruiloft met staatsie gevierd. Toen de oude koning stierf, werd Hans Nooitvervaard koning van dat land en hij heeft met zijne koningin lang en gelukkig geleefd.


*Oorspronkelijk:
Hans Neaforfeard Sloeh, lyts en great,
Saun yn ien slaeh dead. En in wyld dier
Forskoerde er mei hûd en hier.
En trije reuzen het er forslein
Nou is er de kening syn trouste feint.

Onderwerp

AT 1640 - The Brave Tailor    AT 1640 - The Brave Tailor   

ATU 1640 - The Brave Tailor.    ATU 1640 - The Brave Tailor.   

Beschrijving

Hans is de zoon van een schoenmaker. Hij is liever lui dan moe. Als hij op een middag zeven vliegen in een klap doodslaat, naait hij op zijn muts de woorden: "Hans Nooitvervaard sloeg, klein en groot, in éénen slag wel zeven dood". Hij trekt de wijde wereld in. Hans helpt een heer die last heeft van een beer, die steeds de schapenstal leegrooft. Hans lokt de beer met de geur van gebraden spek de stal in en slaat hem met een bijl. De beer geeft de geest. Een koning vraagt Hans om hulp: drie reuzen vallen zijn onderdanen steeds lastig. Hans laat een feestmaal aanrichten onder een boom en klimt zelf, gewapend met steentjes, in de boom. De reuzen doen zich tegoed aan het eten en drinken. Als Hans steentjes naar de reuzen gooit, geeft, raken de reuzen in gevecht. Twee van de drie reuzen sterven. De derde wordt door Hans met een knuppel geveld. Hans trouwt met de koningsdochter en wordt later koning van het land.

Bron

Waling Dykstra: Uit Friesland's volksleven van vroeger en later: volksoverleveringen, volksgebruiken, volksvertellingen, volksbegrippen. Leeuwarden [1896], deel 2, 28-31.

Motief

K1951.1 - Boastful fly-killer: ”seven at a blow“.    K1951.1 - Boastful fly-killer: ”seven at a blow“.   

K1082 - Ogres (large animals, sharp-elbowed women) duped into fighting each other.    K1082 - Ogres (large animals, sharp-elbowed women) duped into fighting each other.   

Commentaar

1896
The Brave Tailor

Naam Overig in Tekst

Hans    Hans   

Hans Nooitvervaard    Hans Nooitvervaard   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20