Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

- Wilde Jacht

Een (), (foutieve datum)

Onderwerp

SINSAG 0221 - Mann, der an Feiertagen jagt, zur ewigen Jagd verurteilt    SINSAG 0221 - Mann, der an Feiertagen jagt, zur ewigen Jagd verurteilt   

SINSAG 0222 - Mann, der Christus keinen Ruheplatz gönnt, zur ewigen Jagd verurteilt    SINSAG 0222 - Mann, der Christus keinen Ruheplatz gönnt, zur ewigen Jagd verurteilt   

SINSAG 0223 - Mann, der nach dem Himmel schiesst, zur ewigen Jagd verurteilt    SINSAG 0223 - Mann, der nach dem Himmel schiesst, zur ewigen Jagd verurteilt   

Beschrijving

Mann, der an Feiertagen jagt, zur ewigen Jagd verurteilt

Tekst

Een jager kan het jagen niet laten. Ook op zondag gaat hij liever op jacht dan naar de kerk. Voor zo'n gebrek aan eerbied moet hij gestraft worden: God verdoemt hem tot de eeuwige jacht.

Er zijn, globaal gezien, twee soorten verhalen over de Wilde Jager. De ene soort, waarvan het hierboven beschreven verhaal een voorbeeld is, vertelt hoe een jager wegens oneerbiedig gedrag veroordeeld wordt tot eeuwig jagen. Meestal gaat het om een individuele jager, maar soms wordt hij vergezeld door een hond of door een aantal companen. In enkele versies gaat de blasfemie zo ver, dat de bewuste jager een hert tot binnen in de kerk achtervolgt, en voor het altaar doodt. Het christelijke element van eeuwige vervloeking als straf voor blasfemisch gedrag is ook terug te vinden in verhalen over de -> Vliegende Hollander, de -> Wandelende Jood en het -> Mannetje in de Maan. Vaak wordt in plaats van de zondag een specifiekere dag genoemd, zoals Kerstmis of Pasen.
De andere soort bestaat uit verhalen, waarin de Wilde Jager als aanvoerder wordt beschouwd van de 'Wilde Jacht' of het 'Wilde Heir' of 'Woedende Heir'. Hierbij gaat het niet om een individuele jager die voor zijn eigen zonden moet boeten, maar om een groot gezelschap, inclusief paarden, honden wagens en hoornblazers, dat met veel lawaai rondraast (meestal door de lucht) en daarbij de bevolking de stuipen op het lijf jaagt. Men moet, zeker als het stormt, zijn ramen en deuren goed dicht houden, anders bestaat de kans dat de hele groep dwars door iemands woning heen jaagt.
Het Wilde Heir of Woedende Heir is een wat algemener begrip. Deze groep bestaat niet noodzakelijkerwijs uit jagers. Meestal gaat het om een leger van doden; vaak bestaat het uit zielen van hen die geen natuurlijke dood zijn gestorven. Zij moeten ronddolen tot het tijdstip dat eigenlijk voor hun dood bepaald was. Het zijn bijvoorbeeld de zielen van soldaten die op het slagveld zijn omgekomen. De slachtoffers zien er angstaanjagend uit: ze missen lichaamsdelen (armen, benen of zelfs hoofd), zijn half verbrand, of doorspiesd met zwaarden.
In een gedicht van Hans Sachs (1494-1576) staat dat het Wilde Heir gevormd wordt door de zielen van slachtoffers van de galg. In andere gevallen bestaat het Heir uit de zielen van ongedoopte kinderen, die geen rust kunnen vinden omdat ze niet tot de hemel worden toegelaten, of uit zelfmoordenaars, vrijmetselaars, heksen, satanisten, of ketters. Er zijn berichten over een stoet waarbij sommige leden op een rad zijn vastgebonden, dat wordt voortgerold. Ook wordt er wel melding gemaakt van mensen met dierenkoppen, en paarden zonder kop of met meer of minder dan vier poten.
Er bestaan al heel lang allerlei verhalen over spooklegers, dodenlegers en rondtrekkende, plunderende gezelschappen (zoals de Bacchanten in de Oudheid). Het is een heel algemeen gegeven, dat in allerlei culturen voorkomt, en het is dus niet juist om alles samen te voegen onder één noemer van 'Wilde Heir'. Bij de oude Grieken was Hekate de aanvoerster van een dodenleger, dat bestond uit de zielen van hen, die een onnatuurlijke dood stierven vóórdat hun eigenlijke tijd gekomen was, of die geen rust konden vinden omdat hun lichamen door de nabestaanden niet op rituele wijze begraven waren. Maar ook de oude Indiërs geloofden in een dodenheir, dat de 'Maruts' genoemd werd, en onder leiding staat van de god Rudra. Dit heir raast door de lucht als het stormt.
Verhalen over het Wilde Heir worden vaak teruggevoerd tot het leger van de Germaanse dodengod Wodan (bijvoorbeeld door Grimm). Wodan wordt zelf ook wel de 'Wilde Jager' genoemd. In de Germaanse mythologie bestaat de voorstelling van een dodenverblijf in een berg. Bovendien voert Wodan een leger aan dat is samengesteld uit door hem gekozen mannen die in de strijd gesneuveld zijn. Dit leger komt af en toe uit haar berg tevoorschijn, en kan dan door mensen worden waargenomen.
De berg als verblijfplaats van het heir komt terug in latere vertellingen. Soms houdt het gezelschap zich, net als bij Wodan, binnen in een berg op of in een grot. In een Twentse variant komt de Wilde Jacht vanaf de top van de Haeckenberg op bepaalde tijdstippen met een hoge snelheid en veel lawaai naar beneden razen. Deze 'Wilde Jacht' wordt Tüpisjacht of Küpisjacht genoemd.
Omdat er zoveel verschillende verhalen bestaan rond dodenlegers of andere wilde gezelschappen, en uit verschillende landen en culturen, kan men niet alle verhalen die tegenwoordig bekend zijn in verband brengen met Wodan. Er zijn waarschijnlijk verschillende versies naast elkaar ontstaan, met of zonder wederzijdse invloed.
Naast Wodan heeft de aanvoerder van de Wilde Jacht nog vele andere namen gekregen, onder andere koning Waldemar (Denemarken), keizer Karel (Frankrijk) en koning Arthur (Groot Britannië). Deze versies komen in grote lijnen overeen met het eerstgenoemde verhaal over de Wilde Jager: een koning jaagt op een verboden tijdstip en wordt gestraft. Het gaat hier dan niet om een solitaire jager, zoals in het eerste verhaal, maar een jager met een gevolg. Waldemar vraagt voorbijgangers om zijn honden voor hem vast te houden, en geeft hen als dank een schijnbaar waardeloos geschenk, dat echter later in goud verandert.
In de omgeving van de Mookerheide doen verhalen de ronde over het Wilde Heir van Lodewijk van Nassau. Hij vocht in 1574 tegen de Spanjaarden en werd door hen verslagen. Sindsdien zou hij met zijn leger rondspoken. Naar Barend (of Bernhard) van Galen verwijst de naam 'Berndekes Jacht', die voornamelijk in de Achterhoek voorkomt. Hij was bisschop van Munster in de jaren zestig en zeventig van de zeventiende eeuw, en weinig populair bij de bevolking: hij stond bekend als een oorlogszuchtige koeiendief. Zijn bijnamen luiden 'Bommenberend' en 'Hakkelberend'. Deze 'Bommenbeernd' wordt overigens ook wel gepresenteerd als de persoon achter het -> Mannetje in de Maan. Hij ging op jacht op midwinteravond, maar kon geen prooi te pakken krijgen en besloot toen maar hout te gaan sprokkelen. Hij kon de weg naar huis niet meer vinden, en bleef maar doorlopen, tot hij met zijn takkenbos op de rug op de maan belandde, waar hij voor straf moest blijven (zie Volksverhalen uit Drenthe, p.96).
In Twente kent men de 'Hubertusjacht', genoemd naar de beschermheilige van de jacht Sint Hubertus. De Wilde Jacht van Tüpis zou volgens de verhalen vanaf de top van de Haeckenberg naar beneden komen razen, rond midwinter (of soms midzomer). Tüpis was een jager, die moest kiezen tussen het gezelschap van twee ruiters, een zwarte angstaanjagende en een witte vriendelijke, die hem beiden verzochten om mee te gaan jagen. Tüpis koos voor de zwarte, die uiteraard de duivel was, en moet nu tot de jongste dag met hem blijven jagen (Overijsselsch Sagenboek, p.30).
Verder staat de Wilde Jacht bekend als de 'Jacht van Hänsken met de hond'. Sinninghe ziet een verband met de Franse naam 'Chasse Helquin' of 'Chasse Hennequin.' Dit is een groep zielen, die op aarde moet blijven ronddolen als straf voor een zondig leven, steeds opgejaagd door demonen. Ze mogen alleen rusten bij een kruis. Ook wordt verteld dat het om een verdoemd jachtgezelschap gaat dat gejaagd heeft tijdens de heilige mis.
Andere namen die voorkomen in Nederland zijn: Helse Jacht, Rebelse Jacht, Jacht van de eeuwige Jödde (een combinatie van twee thema's: de Wilde Jacht en de Wandelende Jood), Tilkesjacht, Knuppeljacht, Turkusjacht, Tieltjesjacht, Jacht van Scholten Joost, de Höllekerjacht, Stuethünekesjacht, Juulkesjacht, Telmsjacht, Jifferkesjacht, Seduumkesjacht en Kiefkesjacht.
Sinninghe noemt de vogeltrek als voornaamste inspiratiebron voor verhalen over de Wilde Jacht. Het lawaai dat de grote groepen ganzen, eenden en andere vogels maken, lijkt op het geluid van blaffende honden, roepende jagers en angstig wild (Overijsselsch Sagenboek, p.30). Andere verklaringen worden gezocht in het fluiten en razen van de wind, en het mysterieus klinkende geluid van de midwinterhoorn.
De Wilde Jacht en het Wilde Heir worden meestal waargenomen bij stormachtig weer. Een troep jagers (of rusteloze zielen) trekt, al dan niet aangevoerd door Wodan, aan het luchtruim voorbij, en veroorzaakt het fluiten en suizen van de wind. Dit gegeven is bijvoorbeeld terug te vinden in het (rijmende) verhaal van J.H. Bergmans-Beins dat is opgenomen in Volksverhalen uit Drenthe (p.26). Een spookleger van wilde jagers, vergezeld door honden en woeste paarden, galoppeert onder luid hoorngeschal hoog door de lucht. De groep heeft haast, want moet voor een bepaalde tijd terug zijn. Het is overigens niet duidelijk wie in het verhaal deze tijdslimiet gesteld heeft.
Het optreden van de Wilde Jacht, het Wilde Heir en ook de Wilde Jager wordt vaak in verband gebracht met de 12 nachten tussen Kerst en Driekoningen, vóór het Christendom de periode van de midwinterfeesten (de 'Jul-tijd'). Zoals vaak gebeurd is, zijn germaanse en christelijke gedenkdagen in deze tijd van het jaar met elkaar verweven geraakt. In deze tijd vonden onder andere dodenherdenkingen plaats. Maar ook de Paasweek geldt wel als de periode waarin het Wilde Heir ronddoolt, evenals Goede Vrijdag, de Vastentijd, Allerheiligen, Allerzielen, en Pinksteren.
Een volkskundevragenlijst uit 1937 bevat een verhaal over de Wilde Jacht, opgeschreven door J. Borggreven uit Tilligte, Overijssel. Het gaat in dit verhaal om een klein gezelschap, bestaande uit één jager, een hond en een 'bosklopper'. Het drietal gaat met Pasen en Kerstmis op jacht, en moet vervolgens voor straf iedere nacht ononderbroken jagen. Ze mogen alleen uitrusten in een huis waarvan de deuren openstaan, een waar 's nachts een lamp brandt.
De schrijver Pierre Matthieu schrijft in zijn Histoire de France (1605) over een ontmoeting van koning Henry IV met 'le Grand Veneur'. De koning was aan het jagen met zijn gevolg, toen plotseling tussen de bomen een grote zwarte man verscheen, die riep: 'Hoor mij!' Sommigen beweerden dat het de verschijning van Sint Hubertus was.
De Wilde Jager jaagt op wild, maar ook wel op heksen, witte wieven, bosnimfen, hoeren, zeemeerminnen, boze geesten, en jonge maagden.
De Wilde Jacht veroorzaakt vaak ellende. Ten eerste natuurlijk storm, wat vernielingen met zich meebrengt, maar er worden bijvoorbeeld ook wel eens mensen meegesleurd en later dood teruggevonden. Of al het wild in de omgeving wordt gedood of op de vlucht gejaagd, waardoor er voor de jagers in dat gebied niets meer te schieten valt. Het voorbijkomen van de Wilde Jacht kan echter ook een positieve betekenis hebben. Het voorspelt bijvoorbeeld een goede oogst, en daarom worden er ook wel offers gebracht om de Wilde Jacht gunstig te stemmen.

Literatuur

EM 1984, kol. 394-412; Farwerck 1970; Ter Laan 1949; Meertens & De Meyer 1959; Meisen 1935; Van der Molen 1979a, p.75-79; Prakke 1980, p. 26, 34, 96; Sinninghe 1936, p.27-31, 206-207; Sinninghe 1943a, p. 66; Volkskundevragenlijst 2 (1937), formulier G.177b, archief Meertens Instituut.