Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

SINVS028 - Van de koningszoon met zijn drie honden

Een sprookje (boek), (foutieve datum)

Hoofdtekst

VAN DE KONINGSZOON MET ZIJN DRIE HONDEN
Er was eens een koning, die drie zonen had. De beide oudsten hielden er beiden een prachtige koets met paarden op na en leidden een echt prinsenleven. De jongste daarentegen ging de hele dag op jacht met zijn drie honden: IJzer, Staal en Jan heetten ze en iedereen was bang voor ze.
Toen de jongens groter werden, zouden ze op reis gaan om wat meer van de wereld te zien. De oudste zoon vertrok het eerst, gezeten in een koets met vier paarden en goed van reisgeld voorzien. Dat geld was echter spoedig uitgegeven, maar de prins reisde toch verder, tot hij bij een tolhek kwam.
"Tolmeester, tolmeester. Het tolhek los!" riep hij.
"Wie is ervoor?" vroeg de tolmeester.
"'s Konings zoon!"
"'s Konings zoon moet tol geven."
"'s Konings zoon geeft geen tol!"
"Dan moet je je zweep afstaan."
Er viel niets aan te doen, de prins moest zijn zweep afgeven. Niet lang daarna kwam hij weer bij een tolhek.
"Doe het tolhek open, tolmeester!" riep hij.
"Wie is ervoor?" vroeg de tolmeester.
"'s Konings zoon!"
"'s Konings zoon moet tol geven!"
"'s Konings zoon geeft geen tol."
"Dan moet je het tuig van je paarden afstaan!"
Bij het volgende tolhek ging het evenzo. Achtereenvolgens moest hij de andere tuigen, drie van zijn paarden, toen het rijtuig en eindelijk ook het laatste paard afstaan.
Al kreeg hij van tijd tot tijd geld terug, dit was nodig om eten te kopen en zijn logies te betalen. Tenslotte kon hij zijn reis dus enkel maar te voet voortzetten.
Zo kwam hij eindelijk aan een herberg, waar hij weer eten bestelde en 's nachts wilde blijven slapen. De waard was echter een menseneter. Hij nam de prins gevangen en omdat hij hem eerst wat wilde vetmesten, alvorens hem op te eten, sloot hij hem op in een klein vertrek. In de kamer, waar de prins gevangen werd gehouden, was in het midden een diepe put en er stond ook een grote kuip, waarin de menseneter zijn vlees onder pekel bewaarde. Dat vertelde hij aan de prins en de prins was heel bang.
Onderwijl was ook de tweede zoon van de koning op reis gegaan. Hij reed ook uit in zijn mooie koets, maar het verging hem net als zijn broer. Toen zijn reisgeld op was, kwam hij bij een tolhek en riep:
"Tolmeester, tolmeester. Het tolhek los!"
"Wie is ervoor?"
"'s Konings zoon."
"'s Konings zoon moet tol geven!"
"'s Konings zoon geeft geen tol."
"Dan moet hij zijn zweep afstaan!"
Zo raakte ook hij zijn koets en paarden kwijt en kwam tenslotte te voet bij het huis van de menseneter aan.
Die nam ook hem gevangen en bracht hem naar hetzelfde vertrek, waar de oudste prins al zat.
Toen de tijd gekomen was, dat de derde prins op reis zou gaan, vroeg hij niet om een koets en paarden, maar ging te voet en nam slechts zijn drie honden mee.
Kwam hij bij een tolhek, dan riep ook hij:
"Tolmeester, tolmeester. Het tolhek los! "
"Wie is ervoor?"
"'s Konings zoon."
"'s Konings zoon moet tol geven!"
"'s Konings zoon geeft geen tol."
Wilde de tolmeester hem niet doorlaten of zei hij: "Je moet een van je honden afstaan!" dan riep de prins zijn honden toe:
IJzer, Staal en Jan, pak aan!
Pak die kerel bij 't been aan!
En werp hem in de sloot !
Zo wist hij zich overal vrije doortocht te verschaffen en voor eten en logies zorgde hij op dezelfde manier. Eindelijk kwam hij ook aan de woning van de menseneter. Hij vroeg om nachtverblijf, maar de waard zei, dat hij maar één vertrek had en dat daar al twee andere gasten waren.
Dat schrikte de prins echter niet af en hij liet zich erheen brengen. Nauwelijks was hij op de drempel of hij herkende zijn broers.Toen beval hij zijn honden:
IJzer, Staal en Jan, pak aan !
Pak die kerel bij 't been aan!
En werp hem in de put!
Dat deden de honden dadelijk en zo raakten de broers weer in vrijheid en keerden met de jongste naar huis terug.
(Drente)

Beschrijving

Een koning heeft drie zonen. De oudste koningszoon trekt de wereld in. Al gauw is al zijn geld op. Om tol te kunnen betalen, staat hij zijn paard af. De prins gaat te voet verder en komt bij een herberg. De waard is een menseneter en sluit de prins op. De tweede zoon is inmiddels ook op reis gegaan. Hem vergaat het hetzelfde. Hij wordt door de waard bij zijn broer opgesloten. De jongste zoon vertrekt en neemt drie honden mee. Zodra hij tol moet betalen, stuurt hij zijn honden erop af. Hij komt in dezelfde herberg aan, en wordt naar zijn broers gebracht. Hij laat zijn honden de waard in een put gooien en bevrijdt zijn broers.

Bron

J.R.W. Sinninghe: Volkssprookjes uit Nederland en Vlaanderen. Den Haag 1978, p.92-95

Naam Overig in Tekst

Jan.    Jan.   

Naam Locatie in Tekst

IJzer    IJzer   

Staal    Staal   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20