Faustus vertelt aan zijn vrienden over zijn contract met de duivel en dat dit contract de oorsprong is van al zijn kunsten. Hij doet nog een Sint-Jansdronk met zijn vrienden voordat de duivel hem komt halen. Hij kan er niet onderuit, hij heeft…
In de laatste maand van zijn contract voelt Faustus zich net een ter dood veroordeelde. Hij is wanhopig en beklaagt zichzelf. Hij hoeft zijn geest ook niet meer te zien, hoewel hij hem hiervoor zo dikwijls tot zich riep.
In de vierentwintig jaar van zijn contract heeft Faustus een jonge knecht opgevoerd die in Wittenberg zal gaan studeren. Zijn naam is Waghener. Faustus noemt hem zijn zoon, zuipt en schranst met hem en laat bij een notaris zijn testament opnemen,…