Een graanhandelaar die te kampen had met een rattenplaag, ging te rade bij een pastoor. Door de plaats te overlezen zorgde de geestelijke ervoor dat de ratten niet meer terugkwamen.
Iemand dacht een spook te zien, maar later dacht hij dat het een geit was. Een graanhandelaar zag een gedaante met rode lichtjes, maar dit was een mannetjesputter.
Een vriend van Kool, de graanhandelaar Smallegange, kwam in hetzelfde jaar om, doordat zijn paard op hol sloeg en de sjees tegen de stoep van Smallegange's huis botste. Tijdens de begrafenis hoorde men gestommel in de kist.