In Munsterbilzen leefden vroeger veel bokkenrijders. Ze werden ook wel 'voetbranders' genoemd omdat ze hun slachtoffers vaak letterlijk het vuur aan de schenen legden opdat ze zouden vertellen waar ze hun geld hadden verborgen.
Een jongen zeurt bij zijn vader om ijs, friet en limonade. De vader is het zat en geeft het jongentje een klap met de mededeling: daar is je limonade. Even later schopt het zoontje de vader tegen de schenen: hier is het lege flesje terug.
Een pastoor moet een lap op zijn broek, en de meid denkt dat een speklap wel stevig zal zijn. Vervolgens wordt de pastoor steeds door honden nagezeten, die hij moet verjagen. In de kerk verjaagt hij per abuis ook de misdienaar met de opmerking: ga…
Pompeius was gehaat door zijn grote macht. Toen hij gewond was aan zijn scheen, verbond hij die met fijne witte doeken. Iemand zei toen: "Wat maakt het uit waar Pompeius de tulband draagt, op het hoofd of aan de benen."
Court had last van een hond die hem blaffend naliep. Daarom gooide hij er een steen naartoe, maar de hond ontweek die. In plaats daarvan kwam de steen tegen de schenen van Courts vader.