Op een weg stond een witte juffrouw, maar ik was niet bang want ik geloofde niet in spoken. Het bleek een kroondistel te zijn en die heb ik platgetrapt.
Mijn vader zag wel eens een gestorven zoon van de boer op het hek zitten en hij ging ook wel eens de schuur in. De pastoor zei dat ze hem moesten volgen.
In het Linschootse bos spookte het. Er waren veel mensen die er 's avonds niet langs durfden. Wat voor spoken ze zagen weet ik niet, maar je had vroeger mensen die zich als spook verkleedden.
Een verhaal van een schipper die de verteller goed gekend heeft. Er lag een schuit in Schiedam waar veel herrie en lawaai op werd gemaakt, en een gebons. De schipper ging kijken, maar er was niemand te zien. Het vreemde was, dat hij naar voren liep…
Meisjes vluchtten voor een jongen met een wit ketelpak omdat ze dachten dat het een spook was. Een verkeersagent werd door een man voor spook aangezien.