In een oude berkenboom in een park zouden kaboutertjes wonen. Tussen vier uitstaande takken was gras gaan groeien en daar renden ze rond met kruiwagentjes, bakkerswagentjes en molensteentjes, druk in de weer.
Een man, die met de hondenkar rondgaat, komt een hond tegen, geeft hem wat eten en spant hem voor de kar. Thuis klaagt zijn vrouw, dat de hond haar niet aanstaat. En meteen is het beest weg. Het was een plaagbeest geweest.
Mijn broers lettten een keer op de bakkerskar terwijl de bakker ons bezoek. Op klaarlichte dag zien ze drie lichten op een rij op de Drachtsterweg verschijnen. Dit zijn de lichten geweest van de eerste drie huizen van de Julianabuurt die even later…