Een zeeuw schrijft een brief aan advocaat Backer. Omdat Zeeuwen de H niet uitspreken (en schrijven), gaat de brief over een bakker in plaats van het recht.
Een chef maakt zich boos over de vele typefouten die de secretaresse in zijn brieven maakt, en hij vraagt of ze de brieven niet overleest. Zij doet dit inderdaad niet, omdat ze meent dat de brieven vertrouwelijk zijn.