De zwager van de verteller komt op een nacht langs een boom die staat te trillen. De boom had koorts. De volgende dag ziet hij dat er een spijker in de stam zit waarmee men de koorts in de boom had geslagen.
Bij een koortsboom kan men geld offeren om te genezen. Een jongen steelt er geld en krijgt prompt de koude koorts. Als zijn vader achter de ware toedracht komt, brengt hij het geld (met een extra fooi) terug, waarna de jongen weer geneest.