Op een boerderij in Snaaskerke gebeurden vreemde dingen. Men kon er geen boter maken en de teilen vlogen er altijd omver. De pastoor is naar die boerderij moeten komen om de duivel te bezweren. Als de pastoors geen priestergewaad zouden dragen,…
Toen er ergens een brand woedde, snelde de pastoor naar de plaats van onheil en liet iedereen opzijgaan. Zodra de pastoor zijn stool in het vuur had gegooid, draaide de wind onmiddellijk.