Het vee van een boer gaat dood. Hij is hierover zo boos, dat hij naar de hemel schiet met een jachtgeweer. God straft hem: hij moet nu eeuwig jagen als Derk met den Beer. Op kerstavond waart hij overal rond.
Op een houtjespad spookt het. Er is eens een grote kerel gesignaleerd met ogen zo groot als theekopjes. Ook verschillende spookdieren dolen op de spookplaats rond: een varken dat niet knort, een hond met een brijpot om de hals en een dikke, donkere…