Men ging een plasje doen en dan kwamen ze binnen en dan hadden ze een hele stoet vurige paarden over de dijk heen gezien. Zoiets gebeurde altijd van december tot half januari.
Om het vuur te matigen worden koude turven op het vuur gegooid. Pas als een hond vanwege de hitte achteruit gaat wordt begrepen dat dat de oplossing is.
Jan Dozy, een vloekende kaartspeler, een oud-soldaat, spot 's nachts op de Heldewierkamp: "De duivel mag me helpen!" Een heer in het zwart met een lange flankert aan biedt geld en vraagt over een jaar een afgestreken maat terug; Dozy strijkt de maat…
Als Januske van Drunen 's avonds de lantaarns uitblies en de klok 10 uur sloeg, kwamen de katten uit de wijde omgeving via het Kattestraatje naar de kuil in de Lummelenkooi, waar ze omheen dansten poot aan poot en zongen:
Hoe paas mij die kovelet…
Grootvader verbood moeder door de Mussenhoek te gaan, op een winterdag doet ze het toch, ziet voor zich een meisje lopen, roept haar aan, maar het meisje is plots verdwenen. Naderhand blijkt dat het niet dat meisje was.