Drie mannen spreken slecht Nederlands. Een agent vraagt of ze een vrouw hebben vermoord. De eerste zegt ja. De agent vraagt met wat. De tweede: met mes en vork. Dan moeten ze naar de gevangenis. De derde: olé.
Een jongen krijgt huiswerk voor geschiedenis. Thuis vraagt hij om hulp, maar krijgt verschillende reacties: 'Houd je bek', "Superman' en 'Olé'. De jongen geeft deze antwoorden ook in de klas, en wordt eruit gestuurd om zijn brutaliteit.
Een jongen ziet in een etalage mes en vork en onthoudt dat. Bij het voetballen hoort hij 'olé' en onthoudt dat. Als de politie hem vraagt of hij een vrouw heeft vermoord, zegt hij ja. Waarmee? Met mes en vork. Dan moet hij naar de gevangenis. De…