De verteller komt in een beukenbos een huilende eikenboom tegen. De boom vertelt dat hij de enige eikenboom is in het bos en dat de enige andere eikenboom vijftien kilometer verderop staat en ze elkaar maar twee keer per jaar kunnen horen.
Woensdag, zesde kapittel. Met zuidenwind snijden de wijze vrouwen een stukje van het rechteroor van hun kalveren af. Ze gooien het stukje oor tegen de wind in zodat de kalveren goed groeien.