In Vlaanderen dwaalde vroeger een zekere Kludde rond. Dat was een spook dat op handen en voeten rondkroop met een vel over zich heen. Toen men Kludde op een nacht had kunnen vangen, hing men hem op aan een haak in de viswinkel.
De alvermannetjes kwamen het werk van de mensen doen.
Om kinderen uit de buurt van waterputten te houden, zei men vaak: "Pas op, daar zit een alvermannetje en dat trekt je met een haak naar beneden!"
Een knecht die op een boerderij werkte, kwam een weerwolf tegen en sloeg met een haak naar het dier. Toen de weerwolf zijn menselijke gedaante aannam, bleek het de zoon van de boer te zijn.
Vroeger durfden de kinderen niet in de buurt van een gracht of waterput te komen, omdat ze geloofden dat Pietje Haak daarin zat en hen in het water zou proberen te trekken.
Vroeger gingen de boeren uit Beek naar Maastricht om er het koren te dorsen. Onderweg kwamen ze voorbij een klein straatje waarin de bokkenrijders zich vaak schuil hielden. De boer die voorop ging, was echter bedacht op een aanval en had een haak…