Een man ziet in de spiegel de duivel, die met zweepjes zwaait; de man pakt zo'n zweepje beet en meteen is de kamer vol zwavel en ligt de spiegel aan scherven; het zweepje brandt in zijn hand, dus laat hij het vallen, waarbij het in vlammen opgaat.
Een zwangere vrouw mocht zich niet bij haar hoofd beetpakken, want dan zouden de vingers te zien zijn op het hoofd van de baby. Je mocht ook niet schrikken.