Een man die op een avond naar huis kwam, floot naar de vuurman. Daarop volgde de vuurman de man tot hij thuis was. De man was net binnen toen de vuurman hem had ingehaald. De volgende dag stond er een hand in de poort van de schuur gebrand.
Een vrouw die 's nachts kwam spoken, vroeg om een handdoek. Toen ze er één kreeg, zei ze: "Die handdoek wil ik niet, want die is op een zondag gestreken. De vrouw kreeg een andere handdoek en brandde er haar hand in.
Een oude man die in een kasteel woonde, zag altijd een licht flikkeren en hoorde altijd geschreeuw. In de deur van het kasteel stond een handafdruk die men op geen enkele manier kon verwijderen.
Men vertelde dat dwaaslichtjes de zieltjes van ongedoopte kinderen waren. Een man die te bang was om een dwaallichtje te dopen en naar huis liep, stelde de volgende ochtend vast dat er een hand in de deur gebrand stond.
De vuurman vloog over een huis en schudde vonken van zich af. Nadat iemand naar de vuurman had gefloten, hoorden de bewoners van het huis een luide slag. De vuurman had zijn hand in de deur gebrand.
De mensen zagen soms een lamp die ze 'de weerwolf' noemden. Naar die lamp mocht men niet roepen, want anders stond er de volgende ochtend een zwarte hand in de deur gebrand.
Een man die naar de vuurman had gefloten, haastte zich snel naar binnen en sloot de deur achter zich. De twee klauwen van de vuurman stonden in de deur gebrand.
Een boer die samen met zijn knecht terugkwam van Hechtel, waar hij zijn os was gaan verkopen, zag op de Kampse hei een vuurman. Hoewel de boer het hem had verboden, floot de knecht naar de vuurman. Daarop vluchtten de boer en de knecht snel naar…
In de Visserstraat in Opgrimbie zag men 's avonds vaak een vuurman. Op een avond floot één van de mannen naar de vuurman en sloot daarna snel de deur. De volgende dag had de vuurman zijn tien vingers in de deur gebrand.