Enkel zeer geleerde pastoors waren in staat toverij ongedaan te maken. Zulke karweien waren ook enorm arbeidsintensief, zodat de pastoors altijd hevig zweetten.
Uilenspiegel sprak tot zijn moeder, die naar iemand iets ging brengen in ruil voor brood dat ze van die persoon geleend had: "Het is schade of schande. Geef je te weinig terug, dan vinden de mensen het schande; geef je teveel terug, dan is het voor…
Eerlijkheid was vroeger, aldus verteller, blijkbaar heel belangrijk. Mensen die niet eerlijk waren, bijvoorbeeld omdat ze een schuld niet hadden voldaan, kregen geen rust in het graf en bleven op aarde ronddolen.
Iemand had een ander geld geleend en vroeg hem dikwijls om terug te betalen. Hij zei dat het onbehoorlijk was om steeds over geleend geld te moeten zeuren. De ander antwoordde hierop: 'Dat is het zeker, daarom moet je er ook over zwijgen.'