Om zichzelf tegen de maar te beschermen, moest men zeggen:
"O Maar, gij lelijk dier
Kom deze nacht niet hier
Alle waters zult gij varen
Alle bomen zult gij blaren
Alle grassprieten zult gij tellen
Komt mij deze nacht niet kwellen".
Een Duitse schaper die van de boerin geen boter mocht karnen, deed uit wraak de hond in de melk vallen. In plaats van karnemelk, zaten er allemaal grassprietjes in het vat.
De mare heeft vannacht gereden en ze zal de volgende nacht weer rijden. Ze zal alle grassprietjes van de aarde rijden, en alle teugenstokken en alle steugenstokken, tot ze in haar bedje kan geraken.
Er waren goede en slechte heksen. Slechte heksen hadden het gemunt op het leven van de mensen. Goede heksen hadden het eerder op korenhalmen of grassprietjes gemunt.
Als een boer met zijn kreupele paard langs een oude vrouw loopt, vraagt zij hem te stoppen. Zij kan het paard van zijn kwaal afhelpen. Ze plukt twee grassprieten, houdt deze kruiselings over elkaar tussen duim en wijsvinger, prevelt iets, doet iets…
Het was nacht, het was nacht, het was stikdonkere nacht.
Zeven rovers zaten in de schaduw van een grasspriet.
De roverhoofdman zei: "Zeg Piet, vertel eens wat."
En Piet begon: "Het was nacht, het was nacht, het was stikdonkere nacht..."