Brandaan weigert verder te gaan met de reis. Hij wil de monnik terug die door de duivels is meegenomen. Hij bidt tot God. God verschijnt aan Brandaan en zegt dat hij er niks aan kan doen omdat de monnik iets gestolen heeft. Na veel smeken, zorgt God…
Tijdens hun zeereis komen Brandaan en de monniken een monster tegen, half vrouw en half vis. Brandaan zegt dat het schip gewoon door moet varen, omdat de mannen het monster niks misdaan hebben. De monniken bidden tot God en het monster verdwijnt.