In 's Heerenelderen woonde een man die Uilenspiegel werd genoemd. Op een dag wilde Uilenspiegel zijn pijp aansteken, maar hij had geen vuur. Toen hij zag hoe er rook opsteeg boven enkele paardenvijgen, dacht hij bij zichzelf: "Waar rook is, is…
Een man vist met een harde paardenvijg met een steentje eraan als aas. Even later zegt hij 'ko-ko-pi-kie' gevangen te hebben: de poep van de beurtschipper.