Een kleermaker wordt pastoor, maar is een leek. Hij noemt wat Latijnse woorden op die hij toevallig kent en zegt dat Judas dronken is gevoerd voordat hij zijn verraad pleegde.
Een priester vertelt tijdens zijn preek dat de mensheid verdeeld is in verschillende groepen net zoals bij honden. Men moet zich kleden naar welke groep hij behoort.
Een geestelijke preekt altijd met veel gebaren. Iemand besluit een grap met hem uit te halen en zaagt de poten onder het preekgestoelte vandaan. Na de zin: 'Over een tijdje zult gij mij niet zien', zakt de geestelijke door de stoel.
Een dominee had de gewoonte om tijdens de preek met zijn vuist op de rand van het preekgestoelte te slaan. Een paar jongens haalden een grap uit door een aantal spijkers onder de groene fluwelen bekleding van het preekgestoelte te leggen. Toen de…