Een man vraagt aan een beambte of hij honderd gulden mag lenen. Dit wordt hem toegezegd, maar door de valsheid van de beambte gaat het geld aan zijn neus voorbij.
De smid van Eernewoude en zijn vrouw hebben vaak onenigheid. Vermoedelijk gaan hun ruzies over de schat, die ze elkaar misgunnen. De smid vermoordt haar, maar voor ze sterft zegt ze nog dat zijn geest altijd zwevende zal blijven. Hij vindt inderdaad…