Verteller spreekt over ontgroening in de mijnen, de koelstamp, en grappen die mijnwerkers met elkaar uithaalden. Ook de paarden werden voor de gek gehouden.
Een primitieve, lage houten mijnwagen werd een “hond” genoemd. Jonge mijnwerkers droegen een soort paardentuig en trokken de “hond” op handen en voeten door de lage gangen van de mijn.