In Middelkerke had een tovenaar ervoor gezorgd dat de mensen kleine rode mannetjes konden oproepen wanneer ze teveel werk hadden. De duiveltjes dansten rond en vroegen steeds naar werk, zelfs als de mensen geen werk meer hadden om hen te geven. …
Een man die geen boter kon karnen, legde messen en vorken in het botervat en had daarna onmiddellijk boter. Men kon ook altijd wat zout in de melk strooien. Zout kwam immers uit de zee, die gewijd was.
Als er roodkapjes (kabouters) op het veld zaten, dan werd er vaak veel schade aangericht. Om de roodkapjes kwijt te raken, moest men een kilo zout op een houtmijt gooien en de kaboutertjes de opdracht geven om alle zoutkorreltjes eruit te halen.