In Vlijtingen woonde een meisje dat een relatie had met een officier. Hoewel de officier een galante heer was, vonden de ouders van het meisje hem geen geschikt gezelschap voor hun dochter. De officier sprak met het meisje af dat hij haar met zijn…
Een weerwolf sprong in de wagen van een boer die ’s avonds in de schemering op weg was naar huis. De boer reed langs een bos en voelde dat er iets op zijn rug sprong. Hij joeg zijn paard snel naar het dichtstbijzijnde huis, rende met het klauwende…
Doeressen Driekske, de vroegere buurman van de verteller, sliep in zijn jeugd met zijn broer Pierke in een bedkoets. In hun angst voor de donkere nacht trokken ze de deuren van die bedkoets achter zich dicht. Soms konden ze dan de slaap niet vatten,…
Weerwolven brullen terwijl ze door de lucht vliegen. De verteller en zijn broer sliepen een zomer buiten. Nadat de broer twee leeuwen zag die brulden hebben ze dat nooit meer gedaan.
Als de achtste dochter wordt begraven, verdrinkt de vader zich in het water. Sindsdien spookt het in dat huis in de stal. Ook zou hij na zijn overlijden ’s nachts mensen hebben achtervolgt.
Men heeft een lichtje zien varen voordat het kanaal gegraven was. De verteller is ooit bang geworden van een man die op de brug stond. Op het eind nog een zelfgeschreven bruiloftsgedicht.
Twee boerenknechten worden gedwongen om ’s nachts op een paard te rijden. Ze laten vierkanten hoefijzers onder het paard slaan. De volgende dag heeft de boerin vierkante hoefijzers onder haar handen en voeten.
Over twee lichten in de lucht: één valt achter een groep neer, de ander voor een man. Het tweede licht sputtert nog als de man het passeert. Om de aarde zit een gordel van licht.
’s Nachts zitten mensen te vissen. Een vis stoppen ze van het net in een zak. Uit het water klinkt een stem ‘Chrisjan, waar ben je?’ Uit de zak klinkt een stem: ‘In een zak’. De vissers hebben alles laten liggen.