Vroeger zetten de kinderen vaak kaarsjes in uitgeholde rapen om de mensen bang te maken. Men sneed dan gaten in de rapen, zodat het doodskoppen leken.
Uitgeholde rapen met kaarsen werden ook gebruikt als stallantaarn.
Vroeger gebeurde het vaak dat jonge kerels een kaars in een uitgeholde raap zetten, en die raap op een stok vastmaakten. Wanneer zo'n stok op de hoek van een straat werd gezet, geloofden de mensen vaak dat ze een stallicht zagen.
Soms zag men op de garelen in de paardenstal een lichtje. Dat was een stallicht.
Er waren ook mensen die zelf stallichten maakten door een kaars in een uitgeholde biet te zetten.
Vroeger ging men in de hagen vaak uitgeholde bieten met kaarsen zetten, opdat voorbijgangers zouden denken dat ze een stallicht zagen. Men geloofde dat stallichten de zielen van ongedoopte kinderen waren.
Doodskaarsen waren vaak uitgeholde rapen.
Enkele mensen die een doodskaars hadden gezien, vluchtten naar binnen en sloegen de deur dicht. Het volgende ogenblik hoorden ze een slag op de deur.