Doodkaarsen waren uitgeholde rapen waarin men een kaarsje had gezet. Soms bond men de doodkaars vast aan een stok. Op die manier probeerden de jongens elkaar bang te maken.
Vroeger zetten de kinderen vaak kaarsjes in uitgeholde bieten die ze ergens op een haag zetten om de mensen te doen geloven dat ze een stallicht hadden gezien.
Een dronkaard die in het water was gevallen, beweerde dat de waterduivels hem in het water hadden getrokken. In werkelijkheid waren waterduivels uitgeholde bieten waarin men kaarsen had gezet.
Kinderen die 's avonds terugkwamen van de jeugdbeweging werden vaak het slachtoffer van farçeurs, die hen achtervolgden met een kaarsje in een uitgeholde biet.
Bij de 'Paspoel' hing elke avond omstreeks tien uur een verlicht doodshoofd in een boom. Omdat de mensen bang waren, besloot een moedige man het vreemde voorwerp uit de boom te halen. Het doodshoofd bleek een uitgeholde kroot te zijn.
Doodskaarsen die de mensen vaak in een boom zagen op en neer bewegen, waren uitgeholde bieten met een kaars erin. Op die manier probeerden grapjassen de mensen bang te maken.
Het nachtlicht was een uitgeholde biet waarin men een kaarsje had gezet, en die men in een bocht tussen de doornen had verborgen. Een grapjas zat daar in de buurt en bootste de roep van een uil na. Voorbijgangers die bang wegliepen bij het zien van…
Een jongen die bij een boer in Beigem werkte, wandelde op een avond naar huis. De jongen kwam doodsbang thuis omdat hij geloofde dat hij onderweg een stallicht had gezien. In werkelijkheid waren het grapjassen die met een lichtje rondliepen om de…
In de struiken zette men soms een uitgeholde biet of raap waarin men een kaarsje had gezet. Voorbijgangers dachten dan dat het een mensenhoofd was en liepen bang weg.
Vroeger zette men soms een uitgeholde biet met een kaars in een struik om de mensen bang te maken. Soms gingen de mensen ook op het kerkhof voor spook spelen.
Een stalkaars was een uitgeholde biet of raap waarin men een kaars had gezet. 's Avonds trokken grapjassen met zo'n stalkaars en met een laken over hun hoofd door de straten om anderen bang te maken.
Vroeger zagen de mensen overal spoken. Als een grapjas met een uitgeholde biet en een kaars op het kerkhof ging staan of in een boom ging zitten, geloofden de mensen dat het een doodskaars was.