Een man die ter gelegenheid van de kermis in de 'Bellevue' accordeon was gaan spelen, zag op de terugweg op het kerkhof van Brugge een lichtje branden. Toen de man onbevreesd ging kijken, zag hij dat het een uitgeholde raap was, waarin iemand een…
Een vrouw die het graf van haar overleden kind ging bezoeken, zag op het kerkhof twee kaarsjes branden. Wat verderop zag de vrouw een doodshoofd staan. De vrouw was zo erg geschrokken dat ze sinds die dag 's avonds niet meer buiten durfde te komen.
Met Lichtmis kwamen de heksen boven de Roosburg bijeen rond een groot vuur waar gedanst werd. De vrouwen waren allemaal in het zwart gekleed. De bijeenkomst werd geleid door een zogenaamde 'toverheks'. De heksen zetten bieten met uitgeholde…
Een meisje uit Knokke had van een bejaarde man boeken gekregen over zwarte kunst. Op een dag zat het meisje op haar zolder in de boeken te lezen zonder dat haar moeder het wist. Het meisje kon muizen en kikkers op tafel doen dansen. Op een dag had ze…
Vroeger zette men 's avonds vaak kaarsjes buiten om de mensen te doen denken dat ze een dwaallichtje hadden gezien. Wanneer de grapjas merkte dat hij door iemand werd benaderd, doofde hij de kaarsjes snel.
Bij een man uit Koksijde zag men altijd kaarsjes branden. Toen men een kapelletje aan het huis van de man had gehangen, heeft het er niet meer gespookt.
Doodkaarsen waren uitgeholde rapen waarin men een kaarsje had gezet. Soms bond men de doodkaars vast aan een stok. Op die manier probeerden de jongens elkaar bang te maken.
Men slaagde er nooit in dichter bij de eeuwige kruier te komen: hij bleef altijd op zo'n tien meter afstand. Er brandde altijd een kaarsje dat 'het dookêesje' werd genoemd.
Vroeger zetten de kinderen vaak kaarsjes in uitgeholde bieten die ze ergens op een haag zetten om de mensen te doen geloven dat ze een stallicht hadden gezien.
Het nachtlicht was een uitgeholde biet waarin men een kaarsje had gezet, en die men in een bocht tussen de doornen had verborgen. Een grapjas zat daar in de buurt en bootste de roep van een uil na. Voorbijgangers die bang wegliepen bij het zien van…
In de struiken zette men soms een uitgeholde biet of raap waarin men een kaarsje had gezet. Voorbijgangers dachten dan dat het een mensenhoofd was en liepen bang weg.
De kinderen die op het begijnhof woonden, trokken op de avond vóór Allerheiligen met uitgeholde suikerbieten en een kaarsje door de straten terwijl ze zongen: "Kaarsje voor een centje, tiderara, tiderara, kaarsje voor een centje, tiderara..."
Enkele jongeren wandelden samen voorbij het Duits kerkhof in Beveren en zeiden lachend dat ze wel eens een spook wilden zien. Bij een bosje wat verderop waren altijd lichtjes te zien. De jongeren daagden elkaar uit om naar de lichtjes te wenken. Toen…
Een man die zijn huur niet kon betalen, werd door de huisbaas op straat gezet. Uit wraak kwam de man in het leegstaande huis spoken opdat niemand anders de woning zou willen huren. Het spook zette 's nachts bij alle ramen een brandend kaarsje. …
De toveressen van de Malheide liepen rond met rode doeken op hun hoofd. Ze gingen vaak met stalkaarsen achter kapellen zitten. Die stalkaarsen waren uitgeholde bieten met kaarsjes in. Wanneer de toveressen op pad waren, moest iedereen binnen blijven.…
Een stalkaars was een uitgeholde biet waarin men een kaarsje had gezet. Als het donker was, zette men dat kaarsje in het struikgewas. Voorbijgangers liepen dan haastig weg, om wat verderop te vallen over een koord die men voor de grap over de weg had…
In Tongeren liep een grapjas met een laken over zijn hoofd over de muur van het kerkhof. In zijn hand hield de grapjas een doodshoofd waarin een kaarsje brandde. Op een avond sloeg een dappere man het spook met een stok van de muur. De grapjas…
Stalkaarsen waren uitgeholde bieten waarin grapjassen een kaarsje hadden gezet om voorbijgangers bang te maken. Meestal werden zulke bieten in donkere straten of langs afgelegen wegen gezet. Naar een stalkaars mocht men niet wijzen, want dan kon men…