bokkenrijders sprongen soms bij iemand op de rug en lieten zich dan dragen. Wie een bokkerijder moest dragen, mocht nooit over een karrenspoor lopen, want dan zou hij er niet levend van af komen.
Wie 's avonds op pad was, kon best tussen de sporen van de karrewielen in lopen. Zolang men daar liep, kon men immers niet door de weerwolf worden besprongen.
Een heks was op bezoek geweest bij een vrouw met een kindje. "Wat een mooi kindje!" had de heks gezegd, en ze streelde het kind over het hoofd. Toen de heks weg was, begon het kindje te huilen. Tussen de doeken van het kind vond de moeder allemaal…
Toen Bernard V.D. met zijn kar door het zand reed, zei hij: "Ik zal elke zandkorrel die ik met mijn voet in het spoor van de wielen duw, veranderen in muizen". Dat gebeurde ook. Bernard bezat een toverboekje.
Een dode man kwam 's nachts terug in een paardenkoets die de hele nacht met krakende wielen heen en weer reed in het dorp. Hoewel niemand de koets kon zien, zag men 's ochtends wel een karrenspoor voor de deur. De mensen gingen naar de pastoor, die…
Men werd gewaarschuwd om op het paardenpad te lopen. Lopen op het wielspoor was namelijk gevaarlijk. Op dit pad spookte de mensen die zonder helm geboren waren. Deze gooide wandelaars van de weg af.
Het hoefijzer van de rechterhoef dat gevonden werd aan de rechterkant van de weg, bracht geluk. Het vinden van de linkerhoef aan de linkerkant van de weg, bracht ongeluk.