Jan van der Heide en Gjetsje van Eldring wonen in Drachtster Kompenije en zien voor 1912 op de Folgersterlaan allemaal lichtjes. Ze denken dat daar vaarwater komt en de lichtjes schepen bij avond zijn. Maar het is de tram die in 1912 komt.
Een man zag eens lichten op een plek waar niets was, en dacht dat er later een vaarwater zou komen. Maar er is een snelweg gekomen. De lichten waren niet van schepen, maar van auto's.
Een tovenaarster woonde aan het vaarwater, maar ging altijd een stuk verder water halen. Zij betoverde een jongetje, die zo slap als een lap was toen hij dood was.
Bij het stuk land dat wel de `Spoeketsiene' wordt genoemd, verdronk ooit een visser (door toedoen van het spook). De mensen zijn bang om hier in de buurt te komen. De oude vissers zagen ooit hoe het spook als een boom of struik over het water ging.…
Adam schaatst elke dag met zeer hoge snelheid over de vaart. Mensen die hem zijn snelheid misgunnen besluiten een groot obstakel voor Adam te plaatsen. Als Adam niet meer tijdig kan stoppen, springt hij over het obstakel heen.
Twee reuzen, Liuwe en Wiuwe, willen water hebben. Ze kunnen het niet eens worden en besluiten pijlen af te schieten. Diegene van wie de pijl het verst komt heeft gewonnen. De tweede reus wint. Ze gaan graven en de ene reus merkt op dat ze wel varkens…