Er heerste grote angst voor de plaaggeest Roesschaert, die van gedaante kon verwisselen en heel groot kon worden. Mensen die zich met toverij bezighielden, waren haast altijd vrouwen.
De alvermannetjes woonden in een spelonk van de Bolderberg. Gewoonlijk kwamen ze 's nachts in het donker de werkjes van de mensen opknappen. Op een middag zuchtte een vrouw uit Wellen echter: "Ik wou dat de alvermannetjes onze was kwamen doen!" …