Een toverheks woonde in Rijswijk en de mensen waren daar zo bang, dat ze via de andere kant van de dijk gingen. Ze waren bang om opzij gezet te worden, met paard en wagen van de dijk.
Er was een vrouw en dat was een toverheks. Elke keer viel er een wiel van de wagen en ging de wagen over de kop. En je mocht ook nooit een appel aannemen van een toverheks.
Iemand had aan een toverheks gevraagd om een lucifer. Voordat ze die gaf rolde ze het door haar hand. Later kreeg die man een ongeluk en bleek dat hij betoverd was.
Er kwam bij iemand een toverheks en toen lag die man in de rozen. En zijn hoofdkussen zat vol kikkers. Toen de heks terugkwam, was de betovering verbroken.
Een heks uit Brakel kwam in Woerkom. Ze moest iets doen, maar dat lukte niet op de mensen. Toen ging ze ergens heen en daar is een plek dood gras gevonden.
In Brakel was er een toverheks. Toen er een kind betoverd was, probeerden ze de toverheks te vangen, maar dat lukte niet. Toen is dat kind gestorven. Haar kussen vol met rozen.
In Drongelen was een vrouw en ze zeiden dat ze kon toveren. Maar als je dat in gedachte houdt, dan kan ze niet toveren. Dus toen ze langskwam, zei ik dat ze niks kon doen, omdat ik eraan dacht.