Een vrouw zag iedere avond een zwarte madam in haar kamer verschijnen, die luizen op haar hoofd gooide. Die zwarte madam was niet getrouwd en leefde samen met twee mannen. Zodra de vrouw haar paternoster bovenhaalde, was de madam verdwenen.
In het bos van Vogelsanck kwam een witte madam spoken. Toen C. terugkwam van Zolder, meende hij in het bos de witte madam gezien te hebben. Achteraf stelde de man vast dat het een witte plank was.
De pastoor wordt gevraagd de stal te komen zegenen, omdat de koeien behekst zijn. Hij gaat kijken en stelt vast, dat er sprake is van verwaarlozing en beveelt aan de boel met water en borstel te reinigen.