Het schip van Brandaan wordt letterlijk omsingeld door een grote vis die zijn staart in zijn bek heeft. Het schip kan geen kant op en is twee weken lang geheel overgeleverd aan de grillen van de vis totdat God hen verlost.
Brandaan komt bij een berg waar brandende vogels uitkomen. Daarna springt er ook water en vuur uit. Brandaan en zijn reisgezellen krijgen het tegelijkertijd warm en koud en het roeien gaat ze moeilijk af. Ze doen twee jaar over de terugreis, terwijl…