Een koeienkoopman die in de kerk zit te dromen over een mooi roodbont stiertje dat hij juist op de markt gezien heeft, schrikt op als hij de dominee 'Zo iemand oud wordt, zeventig jaren, of als hij tot de heel sterken behoort, tachtig...' hoort…
Twee arme kinderen die eropuit gestuurd worden om turf te zoeken, worden opgeschrikt door onheilspellend suizen van het riet. Er komt zelfs vuur uit het riet. Bang rennen de kinderen naar huis.
Een nachtelijke fietser wordt plotseling opgeschrikt door iemand aan zijn zijde. Als de man het woord tot zijn plotse metgezel richt, zwijgt die. De fietser raakt zijn begeleider pas kwijt, als deze plotseling in het niets verdwijnt.
Een man op weg naar huis wordt plotseling opgeschrikt door een gedaante met een grote bezem. De gedaante blijft hem zwijgend vergezellen. Er wordt gefluisterd, dat het de duivel was.
Een ploegje appelrovers wordt opgeschrikt door een wit wief op een fiets. De juffer verdwijnt even plotseling als ze verschenen is. Een van de kameraden komt later thuis in een schuddend huis. De man wordt gedwongen te eten: een vork wordt hem…
Twee jagers worden opgeschrikt door een klein zwart hondje. Één van de mannen wordt door het beestje met kracht op de grond gedrukt. Het is een plaagbeest.
Een man wordt 's nachts opgeschrikt door een slag op de ruit. Als hij met zijn hond poolshoogte gaat nemen, kruipt het dier doodsbenauwd weg. Later overlijdt er een man. De slag op de ruit is een voorbode van de naderende dood geweest.