In de Oppemstraat bij de Malebeek kon men vaak stallichten zien. In werkelijkheid werden die lichten veroorzaakt door de weerkaatsing van de maan in het water, zodat het leek alsof er een lantaarn in een boom hing.
Vroeger zetten de kinderen vaak kaarsjes in uitgeholde bieten die ze ergens op een haag zetten om de mensen te doen geloven dat ze een stallicht hadden gezien.
Enkele mannen gingen te voet naar zijn werk in Vilvoorde. Bij de vaart in Humbeek zagen de mannen plots een groot licht. Wat verderop was er van het licht niets meer te bespeuren. Daaruit leidden de mannen af dat ze een stallicht hadden gezien.
In Humbeek woonde een grote sterke man, die te bang was om 's avonds alleen buiten te komen. Die man werd vaak het slachtoffer van grapjassen, die hem met een ketting achtervolgden wanneer hij terugkwam van de herberg. Wanneer de man het gerinkel van…
Een jongen die bij een boer in Beigem werkte, wandelde op een avond naar huis. De jongen kwam doodsbang thuis omdat hij geloofde dat hij onderweg een stallicht had gezien. In werkelijkheid waren het grapjassen die met een lichtje rondliepen om de…
Enkele kinderen kwamen tijdens de winter bij schemerdonker terug van school. Onderweg zagen de kinderen een licht. Toen ze hun vader bij hun thuiskomst over het licht vertelden, ging de man ook een kijkje nemen. Ook hij zag het licht en sprak tot…
Vroeger geloofden de mensen al gauw dat ze een stallicht hadden gezien. In werkelijkheid waren dergelijke lichtjes vaak lampen van stropers. Naar een stallicht mocht men niet wijzen.
Boven het moeras bij de Zijpstraat verschenen stallichtjes. Dat waren de zieltjes van ongedoopte kinderen. Wanneer men zo'n stallicht zag, moest men zeggen: "Ik doop u" en vervolgens snel weglopen. 's Ochtends vond men dan een bloedvlekje op de…
In een café in de Vaartstraat in Nieuwenrode zat een man op te scheppen over het feit dat hij nergens bang voor was. Onderweg zag de man twee stallichten. Dat waren lantaarns die iemand op een stok had gehangen.
Als men vroeger in het donker een stallicht zag en ernaar wees, dan kwam het licht dichterbij. Daarna bonsde het licht zelfs op de deur. In werkelijkheid waren die lichten vaak lampen van stropers.
Als men naar een stallicht keek, dan kwam het licht dichterbij en sloeg tegen het gezicht van de persoon die het had uitgedaagd. Soms gebeurde het ook dat een stallicht een hoefijzer op de deur sloeg.
De mensen vertelden dat stallichten de zielen van ongedoopte kinderen waren. Wanneer de mensen in het donker te paard naar de markt gingen, kwam er een stallicht op het paard.
Een jongen had zijn bed verhuisd naar de zolder. De jongen kon daar echter niet slapen omdat hij bang was voor de stallichten die hij tijdens de Bamistijd (1) zag.
Vroeger waren er mensen die een uitgeholde biet met een kaars in het veld of op een verlaten kruispunt zetten. Voorbijgangers geloofden dan dat ze een stallicht hadden gezien en liepen snel weg.