Een man die bij zijn vriendin op bezoek ging, zag omstreeks elf uur 's avonds bij de Birrebeek een stallicht. Op zekere dag ontdekte de man dat het een lantaarn was, waarmee iemand eenden ging zoeken.
Een knecht zette een kaars met een uitgeholde biet langs de kant van de weg wanneer hij wist dat er 's avonds iemand zou voorbijkomen. Voorbijgangers geloofden dan dat ze een stallicht hadden gezien.
Vroeger geloofden de mensen dat stallichten tekens waren waarmee God wilde laten weten dat er ergens iemand kwaad had gedaan. Als men naar een stallicht had gewezen, moest men zich zo snel mogelijk uit de voeten maken.
Stallichten waren de zielen van ongedoopte kinderen die 's nachts rondzweefden. Het waren zielen die op de dool waren omdat ze niet in de hemel, de hel of het vagevuur terecht konden. Wanneer men naar een stallicht wees, werd men blind.
Op de hoek van de Drij Pikkelstraat en de Zijpstraat waren twee cafés waar veel volk kwam. Buiten stonden enkele jongens die nog te jong waren om op café te gaan. Op zeker ogenblik besloten de jongens de cafébezoekers een poets te bakken. Ze gingen…
Een man die in de verte een stallicht zag, wees naar de verschijning. Daarop kwam het licht naar hem toe. De man vluchtte weg en sloot zich op in zijn huis.
Stallichten waren wellicht vaak sterren of de maneschijn.
Een soldaat die verlof had en over het veld naar huis liep, zag een stallicht en deed in zijn broek van angst. In werkelijkheid hadden stallichten iets met de weerkaatsing van maanlicht te maken.
Op de Hamsche Hoek had iemand een uitgeholde raap gezet om voorbijgangers bang te maken. Omdat de grapjassen geen kaars hadden, gingen ze er één halen uit de kapel van Sint-Rochus bij de Steenweg op Merchtem. De raap werd met de kaars op een stok…
Een man die met de kruiwagen terugkwam van Impde (gehucht van Wolvertem), werd achtervolgd door een stallicht. Dat was een bol die de hele tijd heen en weer bewoog. Toen de man thuiskwam, was hij helemaal bezweet van angst.
Een jongen die op zondagavond uit een herberg kwam, hoorde iets met een luide plons in het water springen. De jongen geloofde dat dat een stallicht was.
Stallichten of glimwormpjes verschenen in het donker boven een meer of boven een stinkende put. De mensen geloofden dat dat dwaallichtjes waren. Dat waren rondzwevende zielen uit de hel of uit het vagevuur. Ook een vallende ster werd door de…
Stallichten waren kinderen die ongedoopt waren begraven en niet in de hemel konden geraken. Als men voor die kinderen op bedevaart was geweest naar de rots van Okkerzeel, dan zag men de lichtjes niet meer omdat de kinderen in de hemel waren.