Op een boerderij zag men altijd een doodskeers. Op een dag kwam een man naar de boerderij omdat hij de doodskeers eens wilde zien. "Je mag niet wijzen", had de boer hem gezegd. Toen de man de doodskaars zag, riep hij opgewonden: "Daar is ze!" en stak…
Doodskeersen waren kaarsjes die men op het land zag branden. Hoe dichter men bij de lichtjes probeerde te komen, hoe verder ze zich van je verwijderden.
Enkele kinderen die sparappels waren gaan rapen in het Rozeveld, wandelden samen terug naar huis. Plots riep één van de jongens dat hij een doodskeers had gezien. Alle kinderen waren doodsbang.
Bij een boer in Wilskerke zag men iedere avond een doodskeers in de boom. Op een avond ging een dappere knecht naar het lichtje toe. Het lichtje zei dat het daar nog zeven dagen moest zitten. Het was een ziel die nog moest ronddolen.
Een jongen die 's morgens vroeg naar de kerk ging om te biechten, kwam onderweg een lichtje tegen, dat hem volgde. Omdat de jongen bang was, liep hij achter een kar aan. Toen het lichtje bijna bij de jongen was, verdween het aan de andere kant van de…
Een doodskeers was de ziel van een overledene die terugkeerde om verborgen geld boven te halen. De mensen waren bang voor doodskeersen, want die konden iemand de nek breken. Soms vonden de boeren op het veld tijdens het ploegen een pot met geld.
Enkele jongens uit Beveren zagen een doodskeers heen en weer bewegen boven een stuk veld dat die dag was omgeploegd. Toen ze de volgende dag naar dat veld gingen kijken, zagen ze nergens voetstappen.
Vroeger maakten de mensen elkaar bang door ergens een brandende kaars te zetten. Voorbijgangers zouden dan denken dat ze een doodskeers hadden gezien. Soms speelde een grapjas met een laken over zijn hoofd voor spook. Dappere mensen durfden de…