Men vertelde dat dwaaslichtjes de zieltjes van ongedoopte kinderen waren. Een man die te bang was om een dwaallichtje te dopen en naar huis liep, stelde de volgende ochtend vast dat er een hand in de deur gebrand stond.
Een man die 's avonds op pad was, zag een dwaaslichtje op de kar springen. Even later was de kar zo vol met dwaallichtjes dat het paard niet meer verder kon.
Bij mistig weer verschenen er dwaaslichten boven de moerassen. Dat waren lichtjes die iets groter waren dan een kaars en heen en weer bewogen. Dwaaslichtjes deden alleen kwaad als men ze niet met rust liet.
Een boer die met zijn kar terugkwam van het veld, zag een dwaaslicht en zei: "Kom bij mij, ik zal u dopen!" Het volgende ogenblik kwamen er zoveel dwaaslichtjes aangevlogen dat de kar helemaal overliep.
Een man zag omstreeks negen à tien uur 's avonds een dwaaslicht dat steeds achteruitweek wanneer hij dichterbij probeerde te komen. Dwaallichtjes waren de zieltjes van ongedoopte kinderen.
Twee mannen die samen naar de avondschool gingen, zagen opeens een vreemd licht. Eén van de mannen dacht dat het een fiets was. De andere man was doodsbang toen het vuur op vijf meter afstand voorbijvloog. Het was een dwaaslicht.
Drie mannen die in de Waterstraat een dwaaslichtje zagen, geloofden dat de wereld zou vergaan. Het dwaaslichtje gaf zoveel licht dat men een krant had kunnen lezen.
Een dwaaslicht was een belletje lichtgevend fosfor dat uit het moeras kwam. Wanneer men dichterbij kwam, vloog het belletje weg door de druk van het naderende lichaam.
Dwaaslichtjes volgden de mensen en leidden hen naar het water. Op een dag werd een man van bij de Klotsberg tot bij de Zwartberg gevolgd door een dwaallichtje. Bij de Zwartberg vloog het lichtje terug in de richtig van Bokrijk.
Een vrouw die in het midden van een korenveld een dwaaslicht had gezien, hield haar schort vóór haar ogen. Toen het dwaaslicht dichterbij kwam, liep de vrouw snel naar huis. Het dwaaslicht vloog naar het venster en sloeg de ruit uit.
Dwaaslichtjes waren de zieltjes van ongedoopte kinderen. Wanneer men naar een dwaaslichtje had gewenkt, brandde het lichtje een zwarte hand in de deur.
Een man die 's avonds naar huis wandelde, zag bij Gul V.H. opeens een licht. Het leek op een man die met een lantaren heen en weer bewoog, maar het was een dwaaslicht.