In een boom op het kerkhof zag men altijd een lichtje heen en weer bewegen, zodat de mensen geloofden dat het er spookte. Op een avond kroop er een tweede grapjas in de boom, wat hoger dan de eerste. Toen de eerste het vreemde licht zag, viel hij…
Twee mannen kwamen in het donker terug van hun werk. Een grapjas had zich verborgen in het riet en een andere was op de weg gaan liggen. Toen die twee mannen op die plaats kwamen en een geplons in het water hoorden, struikelde ze over de man die op…
Waterduivels waren grapjassen die zich met een laken en een ketting onder een duiker verborgen om voorbijgangers bang te maken. Een grapjas die in Syslo onder een duiker zat, werd bijna doodgeslagen door een voorbijganger die een dorsvlegel bij zich…
In een boom zat een grapjas die een voorbijganger wilde bang maken door voor spook te spelen. Toen de grapjas boven zich een echte geest in de boom zag zitten, viel hij naar beneden van angst.
De mensen waren bang wanneer ze doodkeersen zagen. Ze geloofden dat het een voorteken was van toverij. In werkelijkheid waren doodkeersen het werk van grapjassen.
Waterduivels waren grappenmakers die met kettingen lawaai maakten langs de gracht. Op een dag werd zo'n grappenmaker afgeranseld door een dappere boer.
Een grappenmaker uit Lissewege ging vaak in een gracht met een ketting rammelen om voorbijgangers bang te maken. Op een dag werd de grapjas echter door een dappere man in het water gegooid. De grapjas maakte zich bekend, maar de man geloofde hem niet…
Op een zondag zat een grappenmaker in een café een glas te drinken. Toen een man uit het dorp in het café binnenkwam, sprak de grappenmaker spottend: "Wie we hier hebben! Onze tovenaar! Men zegt dat jij kan toveren!" De tovenaar deed echter alsof hij…
De vrouwen die 's avonds terugkwamen van hun werk in de fabriek, werden soms bang gemaakt door grapjassen die ergens uitgeholde bieten met kaarsen hadden gezet. Het gebeurde weleens dat de grapjassen zelf bang waren bij het zien van de kaarsen.
Een…
Doodskaarsen die de mensen vaak in een boom zagen op en neer bewegen, waren uitgeholde bieten met een kaars erin. Op die manier probeerden grapjassen de mensen bang te maken.
Vroeger zagen de mensen overal spoken. Als een grapjas met een uitgeholde biet en een kaars op het kerkhof ging staan of in een boom ging zitten, geloofden de mensen dat het een doodskaars was.
Bij het Rijckeveld tussen Oedelem en Assebroek stond een kasteel dat 'het Maandagse' werd genoemd. In de bossen rond het kasteel lieten enkele grapjassen 's avonds altijd kaarsen branden. Als men een kaars had uitgeblazen, stak men verderop een…
Vroeger gingen de meisje 's avonds naar de naailes. Om die meisjes bang te maken, hingen grapjassen vaak uitgeholde bieten in de bomen, die ze aan een touw heen en weer bewogen. De lichtjes die men soms langs de weg zag, waren meestal kattenogen. …
In Assebroek brandde altijd een lichtje in het bos. De mensen waren bang voor dergelijke lichtjes, die ze doodkaarsen noemden. In werkelijkheid werd het licht veroorzaakt doordat enkele grapjassen een kaars in een raap hadden geplaatst om de mensen…
In de herfst en de winter was het vroeg donker. Grapjassen liepen dan vaak rond met een stok waarop ze een uitgeholde biet met een kaars hadden vastgebonden. Zo wilde men de mensen in spoken doen geloven.
Waterduivels waren grapjassen die mekaar probeerden bang te maken. Zo gebeurde het dat een grapjas zich verborg onder een duiker om een voorbijganger bang te maken. Toen de voorbijganger aanstalten maakte om de waterduivel met zijn drietand te…