Een vrouw ging de was doen bij een cafébazin. Toen de wasvrouw een kind kreeg, mocht de cafébazin meter zijn. De moeder wist wel dat de cafébazin een toveres was, maar ze had de vraag om meter te worden, niet durven weigeren. Enkele dagen nadat het…
Boven het moeras bij de Zijpstraat verschenen stallichtjes. Dat waren de zieltjes van ongedoopte kinderen. Wanneer men zo'n stallicht zag, moest men zeggen: "Ik doop u" en vervolgens snel weglopen. 's Ochtends vond men dan een bloedvlekje op de…
Men geloofde dat dwaallichtjes de zieltjes van ongedoopte kinderen waren. Naar die lichtjes mocht men niet wijzen, want anders bonkte het lichtje tegen de deur. Wanneer men een dwaallichtje zag, moest men zeggen: "Ik doop u".
Een jongen van tien jaar nam een klompje aarde in zijn hand en zei: "Muisje af!" Vervolgens kwamen er allemaal muisjes uit de aarde. Men heeft de jongen opnieuw laten dopen.
Tijdens de oorlog ging Tut bij de molen van Muizen een zak meel halen. Toen hij terugkwam, zag hij een lichtje en volgde het. Het dwaallichtje leidde hem helemaal rond, door de bieten en de modder. 's Ochtends had de man eindelijk de weg…
Een jongen die niet goed was gedoopt, kon muizen maken uit een handvol zand. Nadat de pastoor de jongen opnieuw had gedoopt, kon hij geen muizen meer maken.
Nadat een vrouw uit Diepenbeek een dwaallichtje had gedoopt, stond er plots een oude man voor haar. Het was de ziel van een man die ongedoopt was gestorven. Omdat de vrouw niet had gezegd "Ik doop u alleen", verschenen er even later honderden…
Telkens wanneer een heks met spelden in een speciaal popje stak, begon een kindje uit de buurt te huilen. Omdat de dokter het kind niet kon helpen, lieten de ouders de pastoor komen. De pastoor legde een kruis van stro op de dorpel en hij haalde wat…
In Paal woonde een jongetje dat muizen kon toveren door aan een boom te schudden. Nadat de jongen opieuw was gedoopt door de pastoor, kon hij geen muizen meer maken.
Dwaallichtjes waren de zieltjes van ongedoopte kinderen. Een boer die met zijn kar onderweg was, zei: "Hé, dwaallichtje, als je naar hier komt, dan zal ik je dopen". Het volgende ogenblik zat de kar helemaal vol met dwaallichtjes.
Op de Muizehei verscheen vroeger een halve pastoor die een toga en een grote zwarte hoed droeg. Omdat de mensen bang waren voor de zwevende pastoor, gingen ze de deken om raad vragen. "Je moet hem dopen", zei de deken. Nadat dat was gebeurd, heeft…
Tijdens de viering van het vijfhonderdjarig bestaan van Onze Lieve Vrouw van Sint-Jan zou er een mirakel zijn gebeurd. Een pasgeboren kind dat ongedoopt was gestorven, zou levend geworden zijn. Nadat het gedoopt was, zou het opnieuw zijn gestorven.
Een jongeman werd kort vóór zijn priesterwijding peter van een tweeling. Nadat de tweeling door de pastoor uit het dorp was gedoopt, stelde de jongeman vast dat de kinderen ongelukkig waren. "Waarom dan?", vroegen de mensen. "Het is een heks en…
Omdat in de Reikemerstraat altijd veel katten zaten, ging men te rade bij de pastoor. Daarop sprak de geestelijke: "Die katten zijn zieltjes van ongedoopte kinderen. Als je nog eens katten ziet, dan moet je de dieren met wijwater besprenkelen en…
Dwaallichtjes waren de zieltjes van ongedoopte kinderen. Ze probeerden mensen vaak naar het water te lokken om gedoopt te worden. Op die manier verdronken er soms mensen.
Door hun nieuwsgierigheid haalden oude vrouwen zich vaak de reputatie van 'heks' op de hals. Wanneer er een kind werd gedoopt, gingen oude vrouwen vaak uit nieuwsgierigheid een kijkje nemen in de kerk. Ze tilden dan hun hoofddoek op en zeiden: "Wat…
Een man die met paard en kar naar Luik reed, zag plots dat er een dwaallichtje op de kar was komen zitten. Omdat de man wist dat dwaallichtjes de zieltjes van ongedoopte kinderen waren, doopte hij het lichtje met wat koffie. Het volgende ogenblik…
Omdat dwaallichtjes zieltjes van ongedoopte kinderen waren, probeerden ze vaak mensen naar het water te lokken. Men moest dan wel zeggen: "Ik doop u alleen", want anders zouden alle dwaallichtjes komen om zich te laten dopen.
In het moeras bij de kerk zag men vaak dwaallichtjes. Dat waren de zieltjes van ongedoopte kinderen. Wanneer men water op een dwaallichtje had gegoten, verdween het omdat het gedoopt was.
Een jongen kwam voorbij een tarweveld en zei: "Zal ik dat eens doen zwart worden?" Vervolgens gooide hij aarde van een molshoop in het veld, waarna de tarwe allemaal zwart werd. Nadat de jongen door de pastoor was overlezen, kon hij niet meer…
Dwaallichtjes waren de zieltjes van ongedoopte kinderen die uit het moeras kwamen. Een man die 's avonds een dwaallichtje tegenkwam, wilde het lichtje dopen met het water van de gracht. Het volgende ogenblik werd de man bijna in de gracht geduwd…