Vroeger was er een man met een toverstokje. Als hij je daarmee aanraakte, dan bleef je stijf staan. Daar moest je voorzichtig mee zijn. Hij kon maken dat je je hand niet meer open kon krijgen, of dat je ogen open bleven staan en als je mond openstond…
Je moest oppassen voor mensen die anderen stijf kunnen laten staan. Iemand moest je aanraken, anders gebeurde er
niks. Als hij je aanraakte, dan liet hij je stijfstaan, net zolang tot hij het commando gaf, dat je weer verder kon gaan.
De Bonte Hond was een grote gevlekte hond met vurige ogen. Hij liep stil naast sommige mensen, zonder kwaadaardigheid of aanhankelijkheid. Hij bleef een poosje naast de mensen lopen. Deze mensen stierven binnen enkele dagen.
Zolang iemand niet begraven werd, konden de deuren niet dicht. Het was ook de gewoonte bij een sterfgeval om de spiegel om te draaien en de klok stil te zetten.
Een man was een keer op weg naar huis, toen er een paar mensen daar met hun jas binnenstebuiten liepen en om tabak vroegen. Dat was een spookplaats. En een andere bange man hoorde een egelvarken en hij ging met zijn mes er op af.
Doctor Faustus zit op een plek met veel dronken boeren, die zeer luidruchtig zijn. Op een gegeven moment betovert hij de boeren, zodat hun mond blijft open staan en zij geen lawaai meer kunnen maken. Zodra zij naar buiten gaan kunnen zij weer praten.
Vroeger woonde er een man in de Kastanjelaan in Hoensbroek. Deze man had rare ogen en de vertelster en andere kinderen waren bang van hem. Hij werkte in de mijn maar niemand zag hem ooit werken. Desondanks kreeg hij dag op dag evenveel gedaan als…
Jongen gaat niet in op de vraag van een stem uit het water om te komen in ruil voor alles wat hij zich maar wenst. De stem geeft aan dat dit het laatste aanbod is geweest, waarna een plons te horen is. Daarna is de stem nooit meer gehoord.
Een schipper kan al geruime tijd niet zeilen, zelfs wanneer er wind staat en hij de zeilen hijst, komt hij niet vooruit. Zijn knechten lopen bij hem weg. Op een dag heeft hij een nieuwe knecht, een ruwe man. Hij is kwaad als het schip niet kan…
Op bepaalde plekken spookte het. Er waren zwarte/witte schimmen die men niet kon pakken. Zij zetten mensen vast. Als men omliep liepen de schimmen mee.
Een schoenmaker en zijn vrouw zijn arm. De schoenmaker, Klaas, wil graag eens pannenkoeken eten. Als ze een financiële meevaller hebben, halen ze alles wat nodig is voor pannenkoeken in huis. Het ontbreekt ze alleen aan een pannenkoekenpan. De vrouw,…
Een man springt bij noodweer op een passerende lijkwagen om droog te zitten. Als hij de koetsier kort daarop aanspreekt over het slechte weer, vindt de koetsier dat doden hun mond maar moeten houden.
In een gezin met zieke kinderen zien buurvrouwen hoe een pad uit de gootsteen komt. De ene buurvrouw leest in een boek, pakt de pad met een tang en gooit die in het vuur. De pad weet uit het vuur te komen en is onvindbaar. De volgende dag blijkt de…
Rond middernacht lijkt het alsof het in een bos stormt, uit een onbewoonde boerderij is gerammel met kettingen te horen, maar gaat men kijken is het stil.
Een vrouw smokkelt in oorlogstijd haar kanarie mee in haar broek. Als ze in de trein zit, klinkt er ineens gepiep uit haar broek. De vrouw neemt een oud mannetje dat zich over het gepiep verbaast in vertrouwen en het mannetje biedt aan het diertje in…
Petrus leidt iemand door de hemel, langs de katholieken en hervormden, en zegt plotseling dat de persoon stil moet zijn. Op die plek zitten namelijk de vrijgemaakten, die denken dat ze alleen in de hemel zitten.
Het schip van Brandaan wordt letterlijk omsingeld door een grote vis die zijn staart in zijn bek heeft. Het schip kan geen kant op en is twee weken lang geheel overgeleverd aan de grillen van de vis totdat God hen verlost.
Het tweede exempel van de keizerin. In het land van een keizer loopt een gevaarlijke beer los. De keizer verkondigt dat degene die de beer doodt met zijn enige dochter mag trouwen. Alleen een schaapherder durft het aan en gaat op zoek naar de beer.…
Niemand kan, ook niet met paarden, touwen en kettingen, de grote rivierstenen uit de Anselderbeek bij Kerkrade wegtrekken. Daarom liggen ze er nog steeds.
Vijf varkensmenners praten over het leven van koningen en hun voorrechten. ‘Ik zou,’ zegt de één, ‘als ik koning was, op een paard gezeten mijn varkens mennen.’ De tweede zegt: ‘Ik zou niets anders dan vet willen drinken.’ De volgende vult aan: ‘Als…